Werkwoordspelling_basis

Ik voel me vandaag
A
moe
B
blij
C
leergierig
D
chagrijnig
1 / 19
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Ik voel me vandaag
A
moe
B
blij
C
leergierig
D
chagrijnig

Slide 1 - Quiz

Welkom in de les
Wat heb je nodig tijdens de les?
- schrift voor aantekeningen
- zelfdiscipline (werkhouding en chatgedrag)

Slide 2 - Slide

Doel van de les
Oefenen met werkwoordspelling zodat je klaar bent voor de tussentijdse toets (O-V-G).
Extra uitdaging voor degene die de toets al gehaald hebben en de werkwoordspelling van de laatste toets heel goed hebben gedaan.

Slide 3 - Slide

online in drie groepen
Groep 1 krijgt online les via LessonUp via dit kanaal. Dat zijn: Jack, Stijn, Timo, Jesselyn en Dorian
keuze uit groep 1 en 2 voor: Jamie, Roan en Calvin
Groep 2 en groep 3 doen de les zelfstandig.
De leerlingen van groep 2 en 3 krijgen van mij nu een e-mail met de link naar de les.

Slide 4 - Slide

Hoe komt het dat jouw werkwoordspelling vaak nog niet goed gaat?

Slide 5 - Open question

Welke drie werkwoordsvormen ken je?

Slide 6 - Open question

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 7 - Open question

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
De kat heeft alle brokjes opgegeten.
A
brokjes
B
heeft
C
de kat
D
opgegeten

Slide 8 - Quiz

Waarom moet je weten wat een persoonsvorm is?

Slide 9 - Open question

tegenwoordige tijd
ik : ik-vorm                                    zwem                      word
jij : ik-vorm + t                              zwemt                     wordt
hij/zij/het: ik-vorm + t              zwemt                     word
wij: infinitief                                 zwemmen             worden
jullie: infinitief                             zwemmen             worden
zij: infinitief                                  zwemmen              worden

Slide 10 - Slide

verleden tijd
ik : ik-vorm + de/te                      beloofde              bakte
jij : ik-vorm + de/te                      beloofde              bakte
hij/zij/het: ik-vorm + de/te      beloofde               bakte
wij: ik-vorm + den/ten               beloofden            bakten
jullie: ik-vorm + den/ten           beloofden            bakten
zij: ik-vorm + den/ten                beloofden             bakten

Slide 11 - Slide

Vanmorgen (pakken) ik de fiets uit de schuur
A
pakken
B
pakde
C
pakte
D
pak

Slide 12 - Quiz

Sterk of zwak werkwoord?

Slide 13 - Slide

Wanneer pas je 't kofschip toe?

Slide 14 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord of werkwoord?
Mijn moeder heeft mijn boterhammen belegd.
Ik deed mijn belegde boterhammen in de tas.
Ik besteedde weinig geld aan kleding.
Het bestede bedrag aan kleding was vrij laag. 

Slide 15 - Slide

Je of jij achter de pv
(Maken) jij je huiswerk altijd?
(Worden) jij nu alweer gebeld?

(Maken) je moeder altijd jouw huiswerk?
(Worden) je moeder nu alweer gebeld?

Slide 16 - Slide

Maak online de zelftoets van blok 2 spelling van de lesmethode
Als je klaar bent verzin je een zin met:
1. een bijvoeglijk naamwoord dat op een werkwoord lijkt.
2. een sterk werkwoord erin.
3. een voltooid deelwoord erin.
4. een infinitief erin.
In totaal maak je dus 4 zinnen in Microsoft Forms (zie volgende slide)

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link

Heeft deze les je geholpen om je werkwoordspelling te verbeteren? Leg ook uit waarom wel/niet.

Slide 19 - Open question