M3 Spelling 3.8

H3.8 Spelling
Nederlands
Mavo 3
Talent
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

H3.8 Spelling
Nederlands
Mavo 3
Talent

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Je leert hoofdletters correct te gebruiken

Slide 2 - Slide

Spellingtypes
wat voor type ben jij ?
A
spellingkwijler Jij vindt spelling echt fantastisch !
B
spellingglijder Jij baalt echt van spelling. Je probeert het, maar vindt het lastig
C
spellingmijder Jij steekt je kop in het zand; je doet gewoon maar wat en hoopt op een goede afloop

Slide 3 - Quiz

De verdachte (worden)..... gisteren (herkennen) ...

A
wordt/herkent
B
wordt/herkend
C
werd/herkend
D
werd/herkent

Slide 4 - Quiz

toen hij een taxi (hebben)... (bestellen)
A
had/bestelt
B
had/besteld

Slide 5 - Quiz

(Vinden) ... je dat goed gedrag moet worden (belonen) ... ?
A
vind/beloont
B
vind/beloond
C
vindt/beloont
D
vindt/beloond

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Welke zin is goed geschreven?
A
's Nachts komt de vampier.
B
'S nachts komt de vampier.

Slide 8 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
December
B
december

Slide 9 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?

een kerstkaart
A
wel met hoofdletter
B
niet met hoofdletter

Slide 10 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?

de efteling
A
wel met hoofdletter
B
niet met hoofdletter

Slide 11 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
paashaas
B
Paashaas

Slide 12 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
Pinksteren
B
pinksteren
C

Slide 13 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
Amsterdam
B
amsterdam

Slide 14 - Quiz

Aan de slag
  • zelfstandig maken opdracht 3, 5, 7a, 7b, 13 en 14.
  • Test Jezelf spelling 3.8

Slide 15 - Slide

Spelling 4.8

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Met welke spellingsregels heb jij moeite?

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Slide

Trema?
industriele
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quiz

Trema?
poeziealbum
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quiz

Trema?
financieel
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

é
ê
accent aigu 
accent grave
accent circonflexe
è

Slide 24 - Drag question

Slide 25 - Slide

Welke spelling is correct?
A
taxis
B
taxi's

Slide 26 - Quiz

Welke spelling is correct?
de fiets van Louis
bezitsvorm die eindigt op sisklank krijgt apostrof
(s, z, x)
A
Louis' fiets
B
Louis's fiets
C
Louis fiets
D
Louiss fiets

Slide 27 - Quiz

Waar is de apostrof goed geplaatst?
A
Lex's zusje
B
Lexs zusje
C
Lex' zusje

Slide 28 - Quiz

Wanneer gebruik je een apostrof?
A
Als één of meer letters zijn weggelaten
B
bij bezitsaanduidingen
C
na cijfers en afkortingen
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 29 - Quiz

Opdracht: spelling 
Maak van hoofdstuk 3 en 4 'test jezelf'
Gebruik bij vragen It's Learning 

Slide 30 - Slide