This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
EMMV - H1.3 Elektriciteit in huis
Slide 1 - Slide
Aan de slag
Doorloop de lessonup; kijk de filmpjes, maak de vragen serieus.
In stilte voor jezelf
Vraag? Steek je vinger op.
Tot het einde van de lessonup
Klaar? Maak een begin met de opdrachten van hoofdstuk 1 paragraaf 2 'Vermogen en energie'
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
Slide 3 - Slide
Grootheid
Eenheid
Afkorting
Symbool
Vermogen
Stroomsterkte
Tijd
Spanning
s
seconde
t
Energie
Neem deze ook gelijk even over in je tabel van je schrift,
Energie is een neiuwe
P
I
U
E
Joule
Ampére
Volt
Watt
W
A
V
J
Slide 4 - Drag question
Serie Parallel
Slide 5 - Slide
Geef van alle vier de onderstaande schakelingen aan of het een serie of een parallelschakeling is.
Serie
Parallel
Slide 6 - Drag question
Serie
Parallel
Slide 7 - Drag question
Parallel schakeling
Serie schakeling
Slide 8 - Drag question
In de onderstaande schakelingen zie de de aansluiting van de achteruit verwarming van een auto. Sleep de schakeling naar het juiste doel.
SERIE PARALLEL
Slide 9 - Drag question
Aantekening maken!
Uiteraard moet je altijd voor jezelf beslissen of je een aantekening maakt van iets dat je wordt verteld, maar met het plaatje hiernaast herinner ik je daar vanaf nu aan!
Slide 10 - Slide
Rekenregel: Stroomsterkte (I) bij serie & parallel
In een parallelschakeling verdeelt de stroom zich.
In een serieschakeling is de stroom overal gelijk.
Voorbeeld stroom parallel
Stel de bron geeft 8 A, en I1=2 A en I2 = 1 A. Je weet dan dat door I3 = 5A want 8 = 2 + 1 + 5.
Voorbeeld stroom serie
Stel I2 = 2,5 A. Je weet dan dat I1 en I3 en Ibron ook allemaal 2,5 A zijn.
Slide 11 - Slide
Parallel
Serie
de stroom is overal gelijk
It = I1 + I2
Slide 12 - Drag question
Parallel schakeling
Serie schakeling
De stroomsterkte verdeelt zich
De stroomsterkte is overal gelijk
Als 1 lampje kapot gaat, gaan ze allemaal kapot.
Als 1 lampje kapot gaat, blijft de rest branden
Slide 13 - Drag question
Rekenregel: Spanning (U) bij serie & parallel
Rekenregel: Stroomsterkte (I) bij serie & parallel
In een serieschakeling tel je de spanning bij elkaar op.
Ubron= U1 + U2 + ...
In een parallelschakeling is de spanning overal gelijk.
Ubron = U1 = U2 = ...
Slide 14 - Slide
sleep het juiste begrip naar de juiste afbeelding.
Serie
Parallel
Slide 15 - Drag question
Parallel
Serie
U1 = U2
I1=I2
Utot = U1 + U2
Itot = I1 + I2
Slide 16 - Drag question
Sleep de regels naar "Serie" of "Parallel"
Serie
Parallel
Slide 17 - Drag question
Rekenregel: Vermogen (P) bij parallelschakeling
Het totale vermogen P(totaal) bereken je door de totale stroomsterkte te vermenigvuldigen met de spanning. Ook kan je het vermogen van elk apparaat in de schakeling bij elkaar optellen.
P = U * I
P(totaal)= P1+P2+P3....
Slide 18 - Slide
Bereken in de schakeling
het vermogen van de kachel.
A
10 W
B
23 W
C
2300 W
D
5290 W
Slide 19 - Quiz
Bereken in de schakeling het vermogen van de ventilator.
A
0,00073913 W
B
39,1 W
C
1352,94 W
Slide 20 - Quiz
Door een lamp met 8 LED's die parallel zijn geschakeld loopt (totaal) 480 mA. De accu levert 12 volt. Hoeveel vermogen heeft 1 led lampje? (let op !! meerdere stappen ondernemen)
A
0,72 W
B
5,76 W
C
720 W
D
5760 W
Slide 21 - Quiz
Slide 22 - Video
wat is de spanning in een huisinstallatie (dus in het stopcontact)?
A
10 V
B
100 A
C
230 V
D
1 kV
Slide 23 - Quiz
Waarom is de huisinstallatie in groepen verdeeld?
A
Bij meerdere groepen wordt de kans op kortsluiting kleiner.
B
Iedere kamer in huis heeft zijn eigen spanning nodig.
C
Bij overbelasting valt zo niet in het hele huis de stroom uit.
D
Daardoor blijft de spanning over de apparaten hetzelfde.
Slide 24 - Quiz
De huisinstallatie
Verdeling in groepen:
Elke leefruimte is vaak aangesloten op 1 groep
Slide 25 - Slide
Welke type schakeling is de huisinstallatie (elektrische schakeling van het huis zelf)
A
Serieschakeling
B
Parallel schakeling
C
Combinatieschakeling
D
Iets anders
Slide 26 - Quiz
Hoeveel groepen heeft deze huisinstallatie?
A
1
B
2
C
5
D
6
Slide 27 - Quiz
Hoe heet dit onderdeel van de huisinstallatie?
A
Kilowattuurmeter
B
Groepenkast
C
Zekering
D
Aarlekschakelaar
Slide 28 - Quiz
Uit hoeveel groepen bestaat een huisinstallatie minimaal?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 29 - Quiz
Hoe zijn de groepen in de huisinstallatie geschakeld?
A
Gecombineerd, dus serie en parallel
B
Parallel
C
Serie
D
Niet, alles is individueel in zijn eigen stroomkring geschakeld
Slide 30 - Quiz
Parallel geschakeld
230 Volt
0 volt
Geleid gemakkelijk stroom
Geleid minder makkelijk stroom
Stopcontacten en lichtpunten van een groep zijn...
Op de fasedraad staat een spanning van..
Op de nuldraad staat een spanning van..
Een draad met een kleine weerstand
Een draad met een grote weerstand
Slide 31 - Drag question
Slide 32 - Video
Kleuren draden huisinstallatie
Slide 33 - Slide
Wat is de kleur van de schakeldraad in een huisinstallatie
A
zwart
B
geel/groen
C
blauw
D
bruin
Slide 34 - Quiz
Wat is de kleur van de nuldraad in een huisinstallatie?
A
Zwart
B
Geel/Groen
C
Blauw
D
Bruin
Slide 35 - Quiz
Wat is de kleur van de fasedraad in een huisinstallatie
A
Zwart
B
Geel/Groen
C
Blauw
D
Bruin
Slide 36 - Quiz
Wat is de kleur van de aardedraad in een huisinstallatie
A
Zwart
B
Geel/Groen
C
Blauw
D
Bruin
Slide 37 - Quiz
Slide 38 - Video
Overbelasting
Kortsluiting
Slide 39 - Drag question
In een huisinstallatie zijn alle verbruikstoestellen apart aangesloten
A
Dit is waar, in serie
B
Dit is niet waar
C
Dit is waar, in parallel
D
Geen idee
Slide 40 - Quiz
De maximale stroomsterkte in een groep van een huisinstallatie is:
A
10 A
B
16 A
C
25 A
D
36 A
Slide 41 - Quiz
Soms kan er in een huisinstallatie kortsluiting ontstaan. Wanneer spreek je van kortsluiting?
A
Als de aarddraad en de nuldraad elkaar raken
B
Als de schakeldraad en de nuldraad elkaar raken
C
Als de nuldraad en de fasedraad elkaar raken
D
Als de aarddraad en de fasedraad elkaar raken
Slide 42 - Quiz
Hoe ontstaat er overbelasting in de huisinstallatie?
Slide 43 - Open question
Aan de slag
Maak opdrachten 1 t/m 9 in je schrift van Hoofdstuk 1 paragraaf 2 'Elektriciteit in huis'
Fluisterend overleggen.
Vraag? Steek je vinger op.
Tot einde van de les.
Klaar? vraag aan je docent wat je nu kan gaan doen.