This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
H4 Elektrische energie 1 samenvatting
Slide 1 - Slide
Oplos methode rekenopgaven
Gevraagd
Gegevens
Formule
Berekening
Antwoord met eenheid
Slide 2 - Slide
De fabriek:
Levert elektrische energie.
Batterij, stopcontact, acculader, dynamo
Slide 3 - Slide
De weg:
Geleiders: alle metalen, koolstof en (zout)water
Isolator: alle kunststoffen, glas, keramiek, etc.
Slide 4 - Slide
De winkel
Alle apparaten die in een stroomkring aangesloten zijn.
Slide 5 - Slide
De onderdelen
In het echt
De fabriek
Spanningsbron
De weg
Draden/geleiders
De vrachtwagens
De stroom/elektronen
De winkel
Apparaten
De gele tonnen
Energie
Brug
Schakelaar/onderbreking van de stroomkring
Slide 6 - Slide
Weerstand
Hoe meer weerstand, hoe moeilijker de stroom er doorheen gaat.
Een geleider heeft weinig weerstand.
Een isolator heeft veel weerstand.
Slide 7 - Slide
Wet van Ohm
Slide 8 - Slide
De wet van Ohm
De wet van Ohm geeft ons
R = weerstand in Ω
U = spanning in V
I= stroom A
U=I⋅R
Slide 9 - Slide
Wet van Ohm
Slide 10 - Slide
Serie/parallel
Serie: alle apparaten zitten in één stroomkring.
Parallel: Elk apparaat heeft zijn eigen stroomkring.
Slide 11 - Slide
Serieschakeling:
Bestaat uit 1 stroomkring.
Stroomsterkte is overal hetzelfde
Itotaal = I1 =I2 = .....
Utotaal = U1 + U2 + U3 +...
Parallelschakeling:
Spanning is overal gelijk
Utotaal = U1 = U2 = U3 ....
Itotaal = I1 + I2 + I3 +
Elk apparaat heeft zijn eigen stroomkring
Slide 12 - Slide
Elektriciteit in huis
De installatie bestaat uit meerdere groepen.
Alle apparaten zijn parallel geschakeld.
Dus Itotaal = I1 + I2 + I3 +
Elke groep heeft een groepszekering waar maximaal een stroomsterkte van 16 A doorheen kan.
Overbelasting: te veel apparaten tegelijk "aan" op een groep. Itotaal te groot.
Slide 13 - Slide
Elektriciteit in huis
Kortsluiting: ontstaat als 2 draden elkaar onbedoeld raken.
Bij overbelasting en/of kortsluiting wordt de stroom automatisch uitgeschakeld om te voorkomen dat de draden in de installatie te heet worden en er brand ontstaat.
Slide 14 - Slide
I = 15 A R = 15 Ohm Wat is U?
A
215 V
B
230 V
C
225 V
D
250 V
Slide 15 - Quiz
U = 12 V I = 0,75 A R =
A
0,083 Ohm
B
2 Ohm
C
24 Ohm
D
16 Ohm
Slide 16 - Quiz
Wat is de weerstand als een lampje op 6V werkt en er een stroom van 0,2A doorheen gaat?
A
60 ohm
B
0.06 ohm
C
30 ohm
D
0.03 ohm
Slide 17 - Quiz
Bij een spanning van 6 volt en een weerstand van 12 ohm loopt er een stroom van:
A
72 A
B
2 A
C
0,5 A
D
18 A
Slide 18 - Quiz
3 lampjes zijn parallel geschakeld. Door elk lampje loopt een stroomsterkte van 0,1 A Hoeveel komt er dan uit de spanningsbron?
A
-0,3 A
B
0,3 A
C
-0,1 A
D
0,1 A
Slide 19 - Quiz
Wat weet je over de stroomsterkte in een serie schakeling
A
Deze is overal gelijk
B
Deze wordt verdeeld over de componenten
Slide 20 - Quiz
wat is de spanning van deze serie schakeling
A
1,5 v
B
2,5v
C
3 v
D
4,5 v
Slide 21 - Quiz
Karst koopt een kerstboomverlichting die uit 23 lampjes bestaat. De lampjes zijn in serie geschakeld. De verlichting brandt op 230 Volt. Op welke spanning werkt een lampje van deze verlichting?
A
10 V
B
23 V
C
230 V
D
Dat weet je niet met deze gegevens.
Slide 22 - Quiz
Hoeveel gelijke gloeilampjes geschikt voor 12 volt moeten er in serie geschakeld worden om te kunnen branden op een spanning van 230 Volt?
A
18 lampjes
B
19 lampjes
C
20 lampjes
D
kan niet!
Slide 23 - Quiz
Hoe is de huisinstallatie geschakeld?
A
In serie
B
Parallel
Slide 24 - Quiz
Een huisinstallatie bestaat altijd uit meerdere groepen