Tijd
Duur: langere of kortere tijd bewegen
Tempo: snel, langzaam, slowmotion etc.
Ritme: regelmatig, onregelmatig
Frasering: begin, verloop, einde van de beweging
Kracht
Beweging met spanning, ontspanning, zwaar, licht
Ruimte
Dansrichting: voor, achter, links, rechts, diagonaal, in cirkels of patronen
Dansslagen: hoog, midden, laag
Bewegingskwaliteit
Vloeiende bewegingen van stormend water of staccato beweging als een robot
Wordt bepaald door gebruik te maken van tijd, kracht en ruimte