Future compleet

South Africa 5.2
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2-4

This lesson contains 19 slides, with text slides.

Items in this lesson

South Africa 5.2

Slide 1 - Slide

Will
Will gebruik je om aan te geven dat iets in de toekomst gaat gebeuren. Bij zinnen waar je in het Nederlands zal of zullen gebruikt.

I will get a new TV soon.
 --->  
Ik zal binnenkort een nieuwe TV krijgen.

Slide 2 - Slide

Formule
will + werkwoord

Voorbeeld: He will eat a burger.


Slide 3 - Slide

Vormen
Je kan will op twee manieren schrijven:
  1. Lange vorm: Will
    He will close the window. It is cold.

  2. Korte vorm: 'll
    He'll close the window. It is cold.

Slide 4 - Slide

Ontkennende zinnen
  • Bij ontkennende zinnen zet je 'not' achter 'will', of gebruik de korte vorm: won't 

I will not help you.           --- OF ---         I won't help you.
The cat will not eat.        --- OF ---         The cat won't eat.
His car will not start.      --- OF ---         His car won't start.

Slide 5 - Slide

Vragende zinnen
Bij vragen zet je 'will' voor het onderwerp.

Will he see us again?

Bij vragen met 'I' en 'we' gebruik je 'shall' in plaats van 'will'.

Shall we go on a date?

Slide 6 - Slide

Homework
B/K Maak de opdachten van 5.2

Good luck!

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Future = toekomende tijd
Alles wat niet al gebeurd is (verleden tijd) en niet nu aan de gang is (tegenwoordige tijd). Dus alles wat nog moet 
gebeuren.

Slide 9 - Slide

          4 soorten future

1
2
3
4
Present  simple - bv the train leaves/ the shops closes/ the shows begin
bij vastgestelde tijden.
Present continuous. I am having a party.   Dingen die je snel hebt afgesproken en waarbij alles is afgesproken (tijd, plaats, met wie etc)
 will  - Alle zinnen waarbij je in het Nederlands zullen of zal gebruikt.
Ik zal de deur openen. I will open the door.
To be going to - Alle zinnen waarbij je in het Nederlands gaan gebruikt.
We gaan zwemmen. We are going to swim

Slide 10 - Slide

Past simple
Gebruik: tijden staan vast 
- schema                                                   
- rooster 
- dienstregeling

Je gebruikt het hele werkwoord
 
 Let op: he/she/it = hele werkwoord + s
1

Slide 11 - Slide

Present continuous
gemaakte afspraken waarbij alles is afgesproken (tijd, plaats, met wie etc)

I am having a party
he is moving to Germany
we are seeing a movie tonight
they are studying together later on

Vorm van to be plus hele ww-ing.
2
2

Slide 12 - Slide

3
Zinnen waar je in het Nederlands zullen of zal gebruikt
  • Beloftes
  • dingen die je aanbied
  • voorspellingen zonder bewijs 
  • spontane beslissingen

Slide 13 - Slide

Future = will
Shall I read ?
will you swim?
will he write?
Shall we  sing?
Will you dance?
Will they  walk ?

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Zinnen waar je in het Nederlands 'gaan' gebruikt 
  • je bent iets van   plan
  • Je ziet iets aankomen
4

Slide 16 - Slide

Future = to be going to
Am I going to read ?
Are you going to swim?
Is he going to write?
Are we going to sing?
Are you going to dance?
Are they going to walk ?

Slide 17 - Slide

Future = to be going to
I am not going to read
you are not going to swim
he is not going to write
we are not going to sing
you are not going to dance
they are not going to walk

Slide 18 - Slide

Homework
Maak de opdrachten van 5.2

Good luck!

Slide 19 - Slide