This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Grammatica woordsoorten
over de woordsoort van wie, die en dat
Slide 1 - Slide
Programma
Over de vlogs
Bespreken opdracht 1 Grammatica woordsoorten
Over het huiswerk
Herhaling uitleg
Verder met de opdrachten
Afronden
Slide 2 - Slide
Over de vlogs
Bijna allemaal binnen!
Eind deze week de cijfers
Slide 3 - Slide
Bespreken opdracht 1 Grammatica woordsoorten
Slide 4 - Slide
benoem het woord tussen aanhalingstekens:
'Wie' hebben meer over voor geld, mannen of vrouwen? Mannen!
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
onderschikkend voegwoord
Slide 5 - Quiz
benoem het woord tussen aanhalingstekens:
men zegt 'dat' het menthaangas dat koeien uitstoten, een milieuprobleem vormt.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
onderschikkend voegwoord
Slide 6 - Quiz
benoem het woord tussen aanhalingstekens:
men zegt dat het menthaangas 'dat' koeien uitstoten, een milieuprobleem vormt.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
onderschikkend voegwoord
Slide 7 - Quiz
benoem het woord tussen aanhalingstekens:
Wist je 'dat' patat ongezond is?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
onderschikkend voegwoord
Slide 8 - Quiz
benoem het woord tussen aanhalingstekens:
Het bevat de stof solanine en 'die' is giftig.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
onderschikkend voegwoord
Slide 9 - Quiz
Het bevat de stof solanine en 'die' is giftig.
In deze zin is 'die' een aanwijzend voornaamwoord, want we hebben hier te maken met een samentrekking (h1).
Eigenlijk staat er:
Het bevat de stof solanine en die stof is giftig.
Je kunt 'die' hier ook vervangen door 'deze'
Slide 10 - Slide
benoem het woord tussen aanhalingstekens:
Bij 'dat' vuurwerk stonden veel Hagenaars, die genoten van de show.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
onderschikkend voegwoord
Slide 11 - Quiz
benoem het woord tussen aanhalingstekens:
Bij dat vuurwerk stonden veel Hagenaars, 'die' genoten van de show.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
onderschikkend voegwoord
Slide 12 - Quiz
Bij dat vuurwerk stonden veel Hagenaars, 'die' genoten van de show.
In deze zin is 'die' een betrekkelijk voornaamwoord, omdat we niet te maken hebben met een samentrekking.
Het onderwerp van de eerste zin is 'veel Hagenaars' en dat kun je niet achter 'die' zetten.
*die veel Hagenaars genoten van de show.
Slide 13 - Slide
benoem het woord tussen aanhalingstekens:
'Wie' denkt dat de wereld zonder mannen beter af is, heeft het mis. Dat is zeker.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord m.i.a.
C
vragend voornaamwoord
D
onderschikkend voegwoord
Slide 14 - Quiz
benoem het woord tussen aanhalingstekens:
Wie denkt 'dat' de wereld zonder mannen beter af is, heeft het mis. Dat is zeker.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord m.i.a.
C
vragend voornaamwoord
D
onderschikkend voegwoord
Slide 15 - Quiz
benoem het woord tussen aanhalingstekens:
Wie denkt dat de wereld zonder mannen beter af is, heeft het mis. 'Dat' is zeker.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord m.i.a.
C
vragend voornaamwoord
D
onderschikkend voegwoord
Slide 16 - Quiz
Over het huiswerk
Slide 17 - Slide
Herhaling uitleg
Kun je die vervangen door deze of dat vervangen door dit, dan heb je een aanwijzend voornaamwoord.
Bij dat vuurwerk stonden veel Hagenaars.
Bij dit vuurwerk stonden veel Hagenaars.
Slide 18 - Slide
Herhaling uitleg
Verwijst wie, die of dat terug naar een antecedent, dan is het een betrekkelijk voornaamwoord.
De jongen van wie ik deze pen geleend heb.
Het filmpje dat ik kwijt ben.
De pen die ik geleend heb.
Slide 19 - Slide
Herhaling uitleg
het woordje dat is een onderschikkend voegwoord, wanneer het het eerste woordje van een bijzin is. Je kunt de hele bijzin dan vervangen door één woordje.
Ik geloof dat deze pen van hem is.
Ik geloof dat.
Slide 20 - Slide
Herhaling uitleg
Wie is een vragend voornaamwoord wanneer het verwijst naar iets of iemand.
Wie is een betrekkelijk voornaamwoord m.i.a. wanneer het vervangbaar is door degenen die.
Wie leest dit?
Wie dit leest is gek. -> Degenen die dit leest is gek.