3.3 Moleculaire stoffen

3.3 Moleculaire stoffen
1 / 27
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

3.3 Moleculaire stoffen

Slide 1 - Slide

Eigenschappen van moleculaire stoffen
Moleculaire stoffen bevatten alleen niet-metaal atoomsoorten. 

Moleculaire stoffen geleiden geen stroom. 

Moleculaire stoffen hebben meestal een laag kookpunt en smeltpunt. 

 

Slide 2 - Slide

Voorvoegsels bij moleculaire stoffen

Slide 3 - Slide

Naamgeving moleculaire stoffen

Slide 4 - Slide

Naamgeving moleculaire stoffen
Naam atoom 1 + naam atoom 2 EN rekening houden met aantal atomen!
Het aantal krijgt een Griekse voorvoegsel:
1 = mono                                                            VOORBEELD:
2 = di                                                                    P2O5         P = fosfor, is er 2x dus di
3 = tri                                                                                        O = oxide, is er 5x dus penta
4 = tetra                                                                dus: difosforpentaoxide
5 = penta
6 = hexa                              LET OP: O = oxide (ipv zuurstof), S = sulfide (ipv zwavel)

Slide 5 - Slide

Naamgeving moleculaire stoffen 
(bestaan uit atomen die aan elkaar verbonden zijn)

Formule - triviale naam - systematische naam
H2O             water                   diwaterstofmono-oxide
CO            koolzuur             koolstofdioxide
N2O             -                             distikstofmono-oxide




Slide 6 - Slide

Covalentie
Je moet aan de hand van de covalentie een kloppend molecuul kunnen tekenen.
Je moet adhv een getekend molecuul kunnen bepalen wat de covalentie van een atoom is.

Slide 7 - Slide

Covalentie
Covalentie: het aantal atoombindingen dat een atoom kan vormen om de edelgasconfiguratie te verkrijgen.

Slide 8 - Slide

Wat is de covalentie van koolstof?
  • 4

Slide 9 - Slide

Covalentie
Covalentie
Elementen
1
H, F, Cl, Br, I
2
O, S, Se
3
N, P
4
C, Si

Slide 10 - Slide

Covalentie (periodiek systeem)

Slide 11 - Slide

Ezelsbruggetje Covalentie
H     covalentie 1

O     covalentie 2

N    covalentie 3

C     covalentie 4

Slide 12 - Slide

Wat is de naam van CBr4?
A
koolstoftetrabromide
B
koolstoftetrabroom
C
koolstof(IV)broom
D
methaan

Slide 13 - Quiz

Wat is de systematische naam van:
CF4
A
Koolstoftetrafluoride
B
Koolstofpentafluoride
C
Koolstoftetrafosfide
D
Monokoolstoftetrafluoride

Slide 14 - Quiz

Wat is de systematische naam van
NF3
A
Stikstoffluoride
B
Stikstofdifluoride
C
Tristikstoffluoride
D
Stikstoftrifluoride

Slide 15 - Quiz

Wat is de systematische naam van
S2O2
A
Dizwaveldioxide
B
Dizwaveldizuurstof
C
Zwaveldioxide
D
Zwavelzuurstof

Slide 16 - Quiz


Wat is de systematische naam van SO2?
A
zwaveltrioxide
B
zwavelmono-oxide
C
zwaveldioxide
D
zwaveltetraoxide

Slide 17 - Quiz

Wat is de systematische naam van:

SO3
A
Monozwaveltrizuurstofide
B
Zwaveltrioxide
C
Trizwaveltrizuurstof
D
Trizwaveloxide

Slide 18 - Quiz

geef de systematische naam van
Cl2O3
A
dichlorotrioxide
B
chloortrioxide
C
dikoolstoftrioxide
D
dichloortrioxide

Slide 19 - Quiz

Wat is de systematische naam van H2O2?
A
monowaterstofdioxide
B
monowaterstofmono-oxide
C
diwaterstofdioxide
D
diwaterstofmono-oxide

Slide 20 - Quiz

Wat is de covalentie?
A
Hoeveel bindingen een atoom aangaat
B
De lading die het ion krijgt
C
Het aantal schillen van het atoom
D
Het aantal elektronen in de buitenste schil

Slide 21 - Quiz

Wat is de covalentie van stikstof?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 22 - Quiz

Wat is de covalentie van silicium?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 23 - Quiz

Wat is de covalentie van koolstof?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 24 - Quiz

Wat is de covalentie van stikstof?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 25 - Quiz

Wat is de covalentie van zuurstof?
A
1
B
2
C
3
D
zuurstof heeft geen covalentie

Slide 26 - Quiz

Aan de slag!
Maak 3.3 opdr. 24 t/m 27 (p. 86)

Huiswerk: Afmaken 3.3 opdr. 24 t/m 27 (p. 86) 

Slide 27 - Slide