Thema 2 - dag 6


Thema 2

bellen en mailen
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolBasisschoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson


Thema 2

bellen en mailen

Slide 1 - Slide

de plaats
  • een plek 
  • waar je bent
  •  de plaats - de plaatsen
  • zin: Ik zit op deze plaats.
  • zin: Den Helder is een goede plaats om te wonen.
31

Slide 2 - Slide

de reden
  • antwoord op een vraag 
  •  waarom doe je iets?
  • waarom gebeurt er iets?
  • de reden - de redenen
  • zin: Hij heeft geen goede reden waarom hij te laat is.
32

Slide 3 - Slide

de regel
  • wat mag je wel doen?
  • wat mag je niet doen?
  • afspraak
  • de regel - de regels 
  • zin: De regel is: geen muts op in de klas.
33

Slide 4 - Slide

(de) rest
  • dat wat overblijft 
  • rest - restje
  • zin: Ik neem de rest mee.
  • zin: De rest van de klas is leeg.
  • zin: Er is nog een restje over.
34

Slide 5 - Slide

samen
  • bij elkaar
  • met elkaar 
  • niet alleen
  • zin: Ik ga samen met mijn vriend naar school.
  • zin: Samen is alles leuker.
35

Slide 6 - Slide

In de klas heeft iedereen een eigen ..........................
31
A
docent
B
fiets
C
ochtend
D
plaats

Slide 7 - Quiz

Maak een goede zin met het woord: 'plaats'
31

Slide 8 - Open question

Ik kom niet naar school vandaag.
Wat is de ..................?
32
A
rest
B
reden
C
maand
D
regel

Slide 9 - Quiz

Waarom je iets doet is een ..........
32
A
keuken
B
reden
C
help
D
uitleggen

Slide 10 - Quiz

Een ander woord (synoniem) voor 'regel' ..........
33
A
zegsel
B
afspraak
C
vertellen
D
praatje

Slide 11 - Quiz

Wat is een regel in de klas?
timer
2:00
33

Slide 12 - Open question

Waar is de ................ van de klas?
34
A
rest
B
samen
C
reden
D
regel

Slide 13 - Quiz

In de pan zit nog een ..........
34
A
regel
B
reden
C
restje
D
plaats

Slide 14 - Quiz

Ik zit naast een leerling.
Wij werken ..................
35
A
's avonds
B
nooit
C
samen
D
regel

Slide 15 - Quiz

niet alleen =
35
A
de keer
B
datum
C
samen
D
morgen

Slide 16 - Quiz