Futur proche en passé composé

Bienvenue
1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Bienvenue

Slide 1 - Slide

Objectif pour ce cours
  • Ik weet aan het einde van de les wat de 'passé composé' is en hoe ik die kan toepassen.

Slide 2 - Slide

Qu'est-ce qu'on va faire?
  • Nakijken.
  • Voca 1.2 en expressions doornemen.
  • Uitleg passé composé en futur proche.
  • Leçon 1.2: ex.2-4 (als we nog tijd hebben).

Slide 3 - Slide

Getrouwd
La plage
Dromen
La peine
Trembler
Het gezicht
De moeite
Le visage
Rêver
Beven
marié
Het strand

Slide 4 - Drag question

Vervoeg het werkwoord 'Avoir'

Slide 5 - Open question

Vervoeg het werkwoord 'Être'

Slide 6 - Open question

Futur proche
  • Nabije toekomst
  • Futur proche = aller + heel het ww (infinitief)
  • Voorbeeld: Nous allons partir. = Wij gaan vertrekken (Ze vertrekken dus snel).

Slide 7 - Slide

Passé composé
  • Voltooid tegenwoordige tijd.
  • Passé composé = hulpwerkwoord + voltooid deelwoord.
  • Hulpwerkwoord = avoir of être.
  • Voltooid deelwoord = ww -er + een -é (bv. mangé) of je moet het uit je hoofd leren. 

Slide 8 - Slide

Passé composé
  • Avoir --> avoir + eu
  • Être --> avoir + été
  • Faire --> avoir + fait
  • Prendre --> avoir + pris

Slide 9 - Slide

On a habité
A
présent
B
passé composé

Slide 10 - Quiz

nous habitons
A
présent
B
passé composé

Slide 11 - Quiz

je vais danser
A
présent
B
futur proche

Slide 12 - Quiz

nous avons écouté
A
présent
B
passé composé

Slide 13 - Quiz

elle a regardé
A
présent
B
passé composé

Slide 14 - Quiz

Olivier regarde
A
présent
B
passé composé

Slide 15 - Quiz

le directeur a donné
A
présent
B
passé composé

Slide 16 - Quiz

mon chat mange
A
présent
B
passé composé

Slide 17 - Quiz

Le chien de mon père mange aussi.
A
présent
B
passé composé

Slide 18 - Quiz

Ma mère demande
A
présent
B
passé composé

Slide 19 - Quiz