Herhaling ontkenning en bez vnw verbos ingekort

OBJETIVOS DOELEN
Na deze les heb ik herhaald of geleerd...

1. ...hoe ik een zin ontkennend maak
2. ...hoe je bezittelijk voornaamwoorden gebruikt
3. ...wanneer je het woordje 'del' gebruikt.
4. ...hoe je een aantal werkwoorden vervoegt.

1 / 23
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

OBJETIVOS DOELEN
Na deze les heb ik herhaald of geleerd...

1. ...hoe ik een zin ontkennend maak
2. ...hoe je bezittelijk voornaamwoorden gebruikt
3. ...wanneer je het woordje 'del' gebruikt.
4. ...hoe je een aantal werkwoorden vervoegt.

Slide 1 - Slide

Negación Ontkenning
Om een zin ontkennend te maken, zet je het woord je 'no' vóór de persoonsvorm:


WEL
NIET
Vivo en una ciudad.
No vivo en una ciudad.
Aquí hay una farmacia.
Aquí no hay una farmacia.
Tú lees un libro.
no lees un libro.

Slide 2 - Slide

Maak ontkennend:
Mi casa está en el centro.

Slide 3 - Open question

Maak ontkennend:
Nosotros vivimos en este barrio.

Slide 4 - Open question

Posesivos Bezittelijk voornaamwoorden
Enkelvoud

Mi
Tu
Su

Meervoud

Mis
Tus
Sus



Mijn
Jouw
Zijn / haar / Uw

Let op: 
In het Spaans verandert het bezittelijk vnw. als dat wat je bezit ev. of mv. is!
Voor 'zijn', 'haar' en 'uw' wordt allemaal hetzelfde woord gebruikt. 

Slide 5 - Slide

haar huis
A
su casa
B
sus casa
C
tu casa
D
sus casas

Slide 6 - Quiz

jouw boeken
A
mis libros
B
mi libros
C
tus libros
D
tu libros

Slide 7 - Quiz

Aquí están [mijn] tiendas favoritas.

Slide 8 - Open question

Mi hermano se llama Guus.
[zijn] hobbys son jugar a futbol y chatear con amigos.

Slide 9 - Open question

de + el
Sommige voorzetsels bevatten het woordje 'de'. Bijvoorbeeld:
  • al lado de      - naast
  • enfrente de  - tegenover
Als daar het lidwoord 'el' achter komt, worden die woorden samengetrokken.
Mi cama está al lado del armario.

Slide 10 - Slide

de + el
'de' en 'el' worden ALTIJD samengevoegd tot 'del'.
Maar: 'de' wordt alléén met 'el' samengevoegd:
  • Mi cama está al lado del armario.
  • La pelota está al lado de los carteles.
  • Mi cama está enfrente de la puerta.
  • Mi escritorio está debajo de las ventanas.


Slide 11 - Slide

El cartel está encima [...] armarios.
A
del
B
de la
C
de las
D
de los

Slide 12 - Quiz

El bolígrafo está al lado [...] estuche.

Slide 13 - Open question

El alumno está detrás [...] mesa.

Slide 14 - Open question

Verbos de la unidad 2 + 3
comer
vivir
ver
estar
yo
como
vivo
veo
estoy
comes
vives
ves
estás
él / ella
come
vive
ve
está
nstros/as
comemos
vivimos
vemos
estamos
vstros/as
coméis
vivís
veis
estáis
ellos/as
comen
viven
ven
están

Slide 15 - Slide

leer, tú

Slide 16 - Open question

escribir, vosotros/-as

Slide 17 - Open question

ver, yo

Slide 18 - Open question

estar, él/ella

Slide 19 - Open question

ver, vosotros/-as

Slide 20 - Open question

estar, yo

Slide 21 - Open question

Rest van de les
Maak de extra opdrachten 3, 4 en 5. 
Mogelijke hulpmiddelen:
  • Je aantekeningen
  • Het tekstboek (p. 160-163 grammatica, p. 189 en verder voca)
  • Je buren

Verzamel vragen over de toetsstof. Snap je alles? Wil je extra uitleg?

Slide 22 - Slide

Jugamos 'veo, veo...'
  • Veo, veo... 
  • ¿Qué ves? 
  • Veo algo que está...

Kies een voorwerp in het lokaal. Beschrijf in 4 zinnen waar het zich bevindt. Bijvoorbeeld: naast het raam, op het bureau, achter de computer...
Je klasgenoten en ik gaan straks raden welk voorwerp je bedoelt.
(Al eerder klaar? Beschrijf nog een voorwerp.)

Slide 23 - Slide