Herhaling ontkenning en bezittelijk voornaamwoord

OBJETIVOS DOELEN
Na deze les heb ik herhaald of geleerd...

1. ...hoe ik een zin ontkennend maak
2. ...hoe je bezittelijk voornaamwoorden gebruikt
3. ...wanneer je het woordje 'del' gebruikt.

1 / 20
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

OBJETIVOS DOELEN
Na deze les heb ik herhaald of geleerd...

1. ...hoe ik een zin ontkennend maak
2. ...hoe je bezittelijk voornaamwoorden gebruikt
3. ...wanneer je het woordje 'del' gebruikt.

Slide 1 - Slide

Negación Ontkenning
Om een zin ontkennend te maken, zet je het woord je 'no' vóór de persoonsvorm:


WEL
NIET
Vivo en una ciudad.
No vivo en una ciudad.
Aquí hay una farmacia.
Aquí no hay una farmacia.
Tú lees un libro.
no lees un libro.

Slide 2 - Slide

Maak ontkennend:
Mi casa está en el centro.

Slide 3 - Open question

Maak ontkennend:
Joost tiene un estuche.

Slide 4 - Open question

Maak ontkennend:
Nosotros vivimos en este barrio.

Slide 5 - Open question

Posesivos Bezittelijk voornaamwoorden
Enkelvoud

Mi
Tu
Su

Meervoud

Mis
Tus
Sus



Mijn
Jouw
Zijn / haar / Uw

Let op: 
In het Spaans verandert het bezittelijk vnw. als dat wat je bezit ev. of mv. is!
Voor 'zijn', 'haar' en 'uw' wordt allemaal hetzelfde woord gebruikt. 

Slide 6 - Slide

mijn boeken
A
mi libros
B
mi libro
C
mis libros
D
sus libros

Slide 7 - Quiz

haar huis
A
su casa
B
sus casa
C
tu casa
D
sus casas

Slide 8 - Quiz

jouw boeken
A
mis libros
B
mi libros
C
tus libros
D
tu libros

Slide 9 - Quiz

Aquí están [mijn] tiendas favoritas.

Slide 10 - Open question

¿Dónde está [jouw] casa?

Slide 11 - Open question

Mi hermano se llama Guus.
[zijn] habitación está aquí.

Slide 12 - Open question

[zijn] hobbys son jugar a fútbol y chatear con amigos.

Slide 13 - Open question

de + el
Sommige voorzetsels bevatten het woordje 'de'. Bijvoorbeeld:
  • al lado de      - naast
  • enfrente de  - tegenover
Als daar het lidwoord 'el' achter komt, worden die woorden samengetrokken.
Mi cama está al lado del armario.

Slide 14 - Slide

de + el
'de' en 'el' worden ALTIJD samengevoegd tot 'del'.
Maar: 'de' wordt alléén met 'el' samengevoegd:
  • Mi cama está al lado del armario.
  • La pelota está al lado de los carteles.
  • Mi cama está enfrente de la puerta.
  • Mi escritorio está debajo de las ventanas.


Slide 15 - Slide

La puerta está enfrente [...] ventanas.
A
del
B
de la
C
de las
D
de los

Slide 16 - Quiz

El cartel está encima [...] armarios.
A
del
B
de la
C
de las
D
de los

Slide 17 - Quiz

El bolígrafo está al lado [...] estuche.

Slide 18 - Open question

El alumno está detrás [...] mesa.

Slide 19 - Open question

Jugamos 'veo, veo...'
  • Veo, veo... 
  • ¿Qué ves? 
  • Veo algo que está...

Kies een voorwerp in het lokaal. Beschrijf in 4 zinnen waar het zich bevindt. Bijvoorbeeld: naast het raam, op het bureau, achter de computer...
Je klasgenoten en ik gaan straks raden welk voorwerp je bedoelt.
(Al eerder klaar? Beschrijf nog een voorwerp.)

Slide 20 - Slide