4-2-2025 voorzetsels met de vierde naamval

Willkommen!
Kom rustig binnen;
Pak je spullen er alvast bij;
Wacht totdat de docent begint met de les.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Willkommen!
Kom rustig binnen;
Pak je spullen er alvast bij;
Wacht totdat de docent begint met de les.

Slide 1 - Slide

SERVUS WIEN!

Slide 2 - Slide

der Unterrichtsplan

- Rückblick :Voorzetsels met de 4e naamval + persoonlijk voornaamwoord in de 4e naamval
- Lektion 4 Aufg. 1 bis einschließlich (= t/m) 5  und Aufg. 7 bis einschl. 10 kontrollieren
klaar? 
- Lektion 4 Opg. 11
- Lektion 5 Opg. 1,2 6 en 7

 


Slide 3 - Slide

die Lernziele:

- Je kunt het persoonlijk voornaamwoord in de 4e naamval toepassen, na de voorzetsels in de 4e naamval

- je kent de betekenis van de voorzetsels in de 4e naamval

- je kunt een onderwerp en een lijdend voorwerp in een zin vinden. 

Slide 4 - Slide

durch
für
ohne
um
bis
gegen
entlang

   door

  voor

  zonder

   om

   tot

  tegen
langs

Slide 5 - Drag question

Du hast durch _____ ( mij) die Aufgabe gut gemacht.

Slide 6 - Open question

Vul nu het juiste persoonlijk voornaamwoord in.
_____ (ik) komme ohne ______ ( jullie) .
Vul in: ____/_____

Slide 7 - Open question



Lektion 4 Opg. 1 t/m 5, 7 t/m 10

Slide 8 - Slide

Voorzetsels 4e naamval
durch = door
für= voor 
ohne= zonder
um= om
gegen = tegen
bis= tot
entlang= langs/parallel aan
Ezelsbruggetje: goedbuf  

Slide 9 - Slide

Hoe vind je het onderwerp in een zin?

Slide 10 - Mind map

Hoe vind je het lijdend voorwerp in een zin?

Slide 11 - Mind map

Zinsontleding

Wie/Wat + ww. gez. ? = onderwerp  (1e naamval)


Wie/Wat + ww. gez. + onderwerp? = lijdend voorwerp (4e naamval)

Slide 12 - Slide

Zinsontleding
Beispiel: 

Die Mutter hat einen Sohn. = De moeder heeft een zoon.

Wie/Wat + ww. gez. ? = onderwerp  (1e naamval)
Wie/Wat heeft? = de moeder = ow = 1e naamval

Wie/Wat + ww. gez. + onderwerp? = lijdend voorwerp (4e naamval)
Wie/Wat heeft de moeder? = een zoon. = lv = 4e naamval

Slide 13 - Slide

We kijken samen even naar Lektion 5 Opgave 6 en 7. 

* korte uitleg


Mache jetzt: - Lektion 4 Opg. 11
                        - Lektion 5 Opg. 1,2 6 en 7

* je mag overleggen, maar wel rustig (tweetalstem). 


Slide 14 - Slide

Hausaufgaben:   - Lektion 4 Opg. 11
                        - Lektion 5 Opg. 1,2 6                                 en 7

Slide 15 - Slide