5/9 Taalverzorging,, grammatica zinsdelen, h1 t/m lv

Ontleden zindelen
Ontleden zinsdelen
1 / 54
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 54 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Ontleden zindelen
Ontleden zinsdelen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Planning
  • Korte activiteit
  • Korte instructie
  • Werken 
  • Afsluiten

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Waarom eten ijsberen geen pinguins?

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

Wanneer noemen we het cijfer 2 geen twee maar tien?

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Hoe meer ervan is, hoe minder je ziet. Wat is het?

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
  • weet je wat er bedoeld wordt met persoonsvorm, zinsdeelstrepen plaatsen, werkwoordelijk gezegde, onderwerp en lijdend voorwerp
  • heb je geoefend met het ontleden van de zindelen:
- persoonsvorm
- zinsdeelstrepen plaatsen
- werkwoordelijk gezegde
- onderwerp
- lijdend voorwerp

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Grammatica
  • Redekundig ontleden: zinsdelen benoemen
  • Taalkundig ontleden: woordsoorten benoemen

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Elk stukje hoort erbij
Elke stukje van de zin hoort erbij en heeft dus een naam. 
Alle losse delen vormen samen de gehele zin.
Je kan het vergelijken met een puzzel. Een puzzel is ook niet compleet als er een stukje mist. 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Wat is stap 1 van het redekundig ontleden?
A
persoonsvorm zoeken
B
onderwerp zoeken
C
strepen zetten
D
werkwoordelijk gezegde zoeken

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Hoe vind je de persoonsvorm?
A
een werkwoord zoeken
B
het getal veranderen (meervoud - enkelvoud)
C
de zin van tijd veranderen (verleden tijd - tegenwoordige tijd)
D
geen idee

Slide 10 - Quiz

Getal-proef: zin veranderen van enkelvoud naar meervoud of van meevoud naar enkelvoud. 
V

Tijd-proef: zin van tijd veranderen. Tegenwoordige tijd wordt verleden tijd en andersom.

Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.


Wat is stap 2?
A
onderwerp benoemen
B
werkwoordelijk gezegde benoemen
C
lijdensvoorwerp benoemen
D
zinsdeelstrepen zetten

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Hoe zet je de zindeelstrepen?

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Slepen maar, plaats de woorden bij elkaar die een zinsdelen vormen!
Je moet de woorden die 
samen een zinsdeel vormen op elkaar plaatsen. 
timer
2:00
De
hebben
deze
van
gekregen
via
Leerlingen
les
mevrouw
Hooi
LessonUp.

Slide 13 - Drag question

This item has no instructions

Wat is stap 3 en hoe vind je het?

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Voorbeeld

Deze klas heeft vandaag Nederlandse les via Lessen up gekregen.
wwg = heeft gekregen


Slide 15 - Slide

This item has no instructions

wat is stap 4?
A
lijdend voorwerp benoemen
B
meewerkendvoorwerp benoemen
C
onderwerp benoemen
D
bijwoordelijke bepaling benoemen

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Hoe vind je het onderwerp?

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Voorbeeld

Deze klas heeft vandaag Nederlandse les via Lessen up gekregen.
wwg = heeft gekregen

wie/wat heeft gekregen? --> Deze klas
o = Deze klas

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Wat is stap 5?
A
bijwoordelijke bepaling benoemen
B
meewerkendvoorwerp benoemen
C
lijdendvoorwerp benoemen
D
onderwerp benoemen

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions



Hoe vind je het lijdend voorwerp?

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Voorbeeld

Deze klas heeft vandaag Nederlandse les via Lessen up gekregen.
wwg = heeft gekregen
o = Deze klas

wie/wat heeft de klas gekregen? --> Nederlandse les
lv = Nederlandse les

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak. 
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
Zin:
Hangjongeren
hebben
de burgemeester
veel problemen
bezorgd
afgelopen zomer.

Slide 22 - Drag question

This item has no instructions

Werkwoord
  • drukt een handeling, situatie of gebeurtenis uit
  • kun je vervoegen
  • het hele werkwoord heet: infinitief

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

De vorige les hebben de leerlingen al geoefend met het ontleden van de zinsdelen.
Wat is de PV?

Slide 24 - Mind map

This item has no instructions

De vorige les hebben de leerlingen al geoefend met het ontleden van de zinsdelen.
Wat is het WWG?

Slide 25 - Mind map

This item has no instructions

De vorige les hebben de leerlingen al geoefend met het ontleden van de zinsdelen.
Wat is het O?

Slide 26 - Mind map

This item has no instructions

De vorige les hebben de leerlingen al geoefend met het ontleden van de zinsdelen.
Wat is het LV?

Slide 27 - Mind map

This item has no instructions

Ik heb vandaag al veel berichten aan leerlingen gestuurd.
Wat is het BWB?

Slide 28 - Mind map

This item has no instructions

Persoonsvorm (PV)

Je zoekt eerst de persoonsvorm. Hoe doe je dat?
- Door de zin van tijd (tegenwoordige tijd/ verledentijd) te veranderen: tijd-proef
- Door de zin van getal te veranderen (meervoud/ enkelvoud): getal-proef
- De zin vragend te maken. De persoonsvorm komt dan als eerste woord te staan.

Voorbeeld:
De docent geeft het hele jaar Nederlands aan de onderbouw.
- Tijd: De docent had het hele jaar Nederlands aan de onderbouw gegeven. Het werkwoord dat van tijd veranderd is de persoonsvorm  had = heeft
- Getal: De docenten hadden het hele jaar Nederlands aan de onderbouw gegeven. Het werkwoord dat met de meervoud mee veranderd is de persoonsvorm  hebben = heeft
- Vraag: heeft de docent het hele jaar Nederlands aan de onderbouw gegeven?  Heeft
De persoonsvorm onderstreep je en je zet het woord tussen strepen.
De docent | heeft | het hele jaar Nederlands aan de onderbouw gegeven.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Persoonsvorm

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Video

This item has no instructions

Strepen zetten/ zin verdelen in zinsdelen
Aan het begin en het einde van de zin zet je ook meteen een streep:
| De docent | heeft | het hele jaar Nederlands aan de onderbouw gegeven. |
Alles wat je voor de persoonsvorm kan plaatsen met behoud van de betekenis van de zin en correct geformuleerd is een zindeel en krijg dus een streep.








Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Uitwerking
| De docent | heeft | het hele jaar Nederlands aan de onderbouw gegeven. |
De  niet
De docent  wel
Het  niet
Het hele  niet
Het hele jaar  wel
| De docent | heeft | het hele jaar | Nederlands aan de onderbouw gegeven. |
Nederlands  wel
| De docent | heeft | het hele jaar| Nederlands | aan de onderbouw gegeven, |
Aan  niet
Aan de  niet
Aan de onderbouw  wel
Eindresultaat:
| De docent | heeft | het hele jaar| Nederlands | aan de onderbouw gegeven. |

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Slide 34 - Video

This item has no instructions

Werkwoordelijk gezegde

Alle werkwoorden in de zin
| De docent | heeft | het hele jaar| Nederlands | aan de onderbouw gegeven. |
WWG = heeft gegeven
Onderwerp
Wie/wat + persoonsvorm of werkwoordelijk gezegde
Vaak is het een wie!
Wie of wat heeft gegeven?  De docent
O = de docent





Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Werkwoordelijk gezegde

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Slide 37 - Video

This item has no instructions

Onderwerp
Wie of wat (vaak een wie)
+
werkwoordelijk gezegde
=
het onderwerp


Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Slide 39 - Video

This item has no instructions

Lijdend voorwerp
Wie of wat (vaak een wat)
+
werkwoordelijk gezegde
Onderwerp
=
Het lijdend voorwerp


Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Slide 41 - Video

This item has no instructions

Hoe krijg je het onder de knie?
Belangrijk om goed de zinsdelen te kunnen ontleden:
  1.  Je moet het stappenplan uit je hoofd kunnen opnoemen (de volgorde van de stappen en wat je moet doen bij de stappen) = KENNIS = LEREN
  2. Het strepen zetten moet je goed oefenen 
  3. verder is het een kwestie van OEFENEN, OEFENEN en OEFENEN

Als je de stappen niet kent, dan lukt het ontleden niet EN als je de zinsdeelstrepen niet kunt zetten, dan benoem je de verkeerde zindelen.




Slide 42 - Slide

This item has no instructions

De puzzel van het ontleden
De puzzel moet compleet zijn en alle stukjes passen in elkaar en heb je nodig om de zin/puzzel compleet te krijgen.
Stap 1: PV = werkwoord, Je doet getalproef (ev-mv) of tijdproef (tt-vt).
Stap 2: zinsdeelstrepen plaatsen --> elk deel dat voor de ~PV kan en een correcte zin blijf = een zinsdeel
Stap 3WWG = alle werkwoorden in de zin (inclusief de voorzetsels die erbij horen, zoals 'te kijken'.
Stap 4: O = Wie/wat + WWG
Stap 5: LV = Wie/wat + WWG + O

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Voor vandaag heeft mevrouw Hooi deze Lessonup
gemaakt voor de ijverige leerlingen.
Wat is de PV?

Slide 44 - Mind map

This item has no instructions

Voor vandaag heeft mevrouw Hooi deze Lessonup
gemaakt voor de ijverige leerlingen.
Wat is het WWG?

Slide 45 - Mind map

This item has no instructions

Voor vandaag heeft mevrouw Hooi deze Lessonup
gemaakt voor de ijverige leerlingen.
Wat is het O?

Slide 46 - Mind map

This item has no instructions

Voor vandaag heeft mevrouw Hooi deze Lessonup
gemaakt voor de ijverige leerlingen.
Wat is het LV?

Slide 47 - Mind map

This item has no instructions

Voor vandaag heeft mevrouw Hooi deze Lessonup
gemaakt voor de ijverige leerlingen.
Wat is het MVW?

Slide 48 - Mind map

This item has no instructions

Voor vandaag heeft mevrouw Hooi deze Lessonup
gemaakt voor de ijverige leerlingen.
Wat is het BWB?

Slide 49 - Mind map

This item has no instructions

Werk voor de deze en de volgende les:

  • Taalverzorging, H1, blz. 28/29,  opdracht 3 en 4
+ nakijken en verbeteren in een andere kleur! 

Wat niet af is na de les van donderdag = huiswerk, dus verdeel het goed!
timer
15:00

Slide 50 - Slide

This item has no instructions

Ik kan de pv vinden, zinsdeelstrepen plaatsen, het werkwoordelijk en gezegde en het onderwerp benoemen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 51 - Poll

This item has no instructions

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
  • weet je wat er bedoeld wordt met persoonsvorm, zinsdeelstrepen plaatsen, werkwoordelijk gezegde, onderwerp en lijdend voorwerp
  • heb je geoefend met het ontleden van de zindelen:
- persoonsvorm
- zinsdeelstrepen plaatsen
- werkwoordelijk gezegde
- onderwerp
- lijdend voorwerp

Slide 52 - Slide

This item has no instructions

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 53 - Open question

This item has no instructions

Feedback:
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 54 - Open question

This item has no instructions