thema 1: organen en cellen

Wat is een organisme?
A
Een organisme is een levend wezen
B
Een organisme is een dood wezen
C
Een organisme is een dode plant
D
Een organisme is een dood dier
1 / 28
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Wat is een organisme?
A
Een organisme is een levend wezen
B
Een organisme is een dood wezen
C
Een organisme is een dode plant
D
Een organisme is een dood dier

Slide 1 - Quiz

Een wezen dat de levenskenmerken had, maar niet meer heeft.
A
Levend
B
Dood
C
Levenloos
D
Organisme

Slide 2 - Quiz

Wat is GEEN levenskenmerk
A
Ademhalen
B
Groeien
C
Ouder worden
D
Waarnemen

Slide 3 - Quiz

Wat is GEEN levenskenmerk?
A
Steeds langer worden
B
Van het dak vallen
C
Naar de tv kijken
D
Boterham eten

Slide 4 - Quiz

Wat is het "cytoplasma"?
A
Het regelcentrum van de cel
B
De vloeistof waarin alle onderdelen van een cel zitten
C
Gel
D
De vloeistof die in organen zit

Slide 5 - Quiz

Wat zijn de drie typen korrels bij planten?
A
Bladgroenkorrels Rijstkorrels Kleurstofkorrels
B
Kleurstofkorrels Bladgeelkorrels Zetmeelkorrel
C
Bladgroenkorrels, Zetmeelkorrels, Kleurstofkorrels
D
Bladgroenkorrels Kleurstofkorrels Bladgeelkorrels

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Video

DNA
Celkern
Cel
Chromosoom

Slide 8 - Drag question

Slide 9 - Video

Organen
Weefsel
Orgaanstelsel
Organisme
Cellen

Slide 10 - Drag question

Slide 11 - Video

Een levensloop is ....
A
Van geboorte tot dood
B
Een cyclus die continu door gaat

Slide 12 - Quiz

wat is een levenscyclus?
A
ontwikkeling van jong tot volwassenen dat altijd doorloopt
B
groei en ontwikkeling

Slide 13 - Quiz

Een plant heeft een levenscyclus
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quiz

Wat is de levenscyclus van een plant?
A
Groei-Bloei-Ontkieming- Verspreiden zaden - Sterfte
B
Ontkieming-Bloei- Groei- Verspreiden zaden - Sterfte
C
Ontkieming - Groei - Bloei - Verspreiden zaden - Sterfte
D
Ontkieming - Groei - Bloei - Sterfte -Verspreiden zaden

Slide 15 - Quiz

Dit zijn de chromosomen van een?
A
man
B
vrouw

Slide 16 - Quiz

Een chromosoom is opgebouwd uit...
A
DNA en eiwitten
B
DNA en lichaamscellen
C
Eiwitten en lichaamscellen
D
DNA en bladgroenkorrels

Slide 17 - Quiz

Een konijn heeft 22 chromosomen in haar eicellen. Hoeveel chromosomen heeft een lichaamscel van het konijn?
A
22
B
88
C
44
D
46

Slide 18 - Quiz


Katherina zegt: De eicel bepaalt het geslacht bij de bevruchting.
Marnix zegt: De chromosomen van de man bestaan uit 22 paar gelijke chromosomen en 1 paar ongelijke chromosomen.
Wie heeft gelijk?

A
Beide hebben gelijk
B
Alleen Katherina heeft gelijk
C
Alleen Marnix heeft gelijk
D
Beide hebben ongelijk

Slide 19 - Quiz

Vader met 46 chromosomen
Moeder met 46 chromosomen
Hoe krijg jij 46 chromosomen?

A
23 van vader en 23 van moeder
B
Elke keer anders, als het er maar 46 zijn
C
46 van moeder
D
46 van vader

Slide 20 - Quiz

Bij de meiose worden
A
eicellen gemaakt
B
eicellen en zaadcellen gemaakt
C
lichaamscellen gemaakt
D
spiercellen gemaakt

Slide 21 - Quiz

Mitose is de
A
Gewone celdeling
B
Reductiedeling (vorming geslachtscellen)

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Video

Juist 
Onjuist
24) Mitose en meiose
Hieronder staan 4 beweringen. Bepaal of de bewering juist of onjuist is en sleep naar het bijbehorende vak:

door mitose worden de geslachtscellen gevormd
nadat een eicel bevrucht is, vindt meiose plaats
tijdens de S fase wordt de hoeveel DNA in de cel verdubbeld
de mitose is onderdeel van de celcyclus 

Slide 24 - Drag question

Mitose
Meiose

Slide 25 - Drag question

Wat bedoelen we met de "onderzoeksvraag"?
A
Daarin staat wat je wilt onderzoeken.
B
Dat de dokter je gaat onderzoeken
C
Dat het 100 graden Celsius is.
D
Een vraag over een biologisch verschijnsel

Slide 26 - Quiz

Wat staat er in de resultaten van een biologisch onderzoek?
A
De tabellen en/of grafieken
B
De hypothese
C
De benodigdheden
D
De conclusie

Slide 27 - Quiz

Wat doe je als laatste bij een biologisch onderzoek?
A
Conclusie trekken
B
Titel bedenken
C
Verwachting uitspreken
D
Werkplan opschrijven

Slide 28 - Quiz