Les 1 Constante en variabele kosten

De KOSTPRIJS, 
wat is dat eigenlijk????
1 / 19
next
Slide 1: Slide
CalculatiesMBOStudiejaar 2

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

De KOSTPRIJS, 
wat is dat eigenlijk????

Slide 1 - Slide

Opdracht:
Vertel tegen je buurman wat volgens jou bedoeld wordt met 
de kostprijs

Slide 2 - Slide

Bedenk 4 kosten die verwerkt zouden kunnen zijn in een kostprijs

Slide 3 - Slide

Aan het eind van de les
weet je 
wat het verschil is tussen constante
 en variabele kosten is

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Variabele kosten????
Welke kosten heb je alleen als je iets maakt?

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Wat zijn constante kosten???
Welke kosten moet je betalen, ook als je niks verkoopt?

Slide 8 - Slide

  • Als een bedrijf meer gaat verkopen maakt het bedrijf meer kosten = variabele kosten
  • Bepaalde kosten heb je altijd, zelfs als je niks verkoopt = constante kosten 

Slide 9 - Slide

Voor het bepalen  van de kostprijs van binnenkort te verkopen kerstbomen zijn de volgende gegevens bekend:

- voor de opslag van de kerstbomen is een loods gehuurd voor  
  € 1500 per maand
- er worden 200 kerstbomen ingekocht voor € 5,00 per boom

Wat zal de kostprijs van 1 kerstboom zijn?


Slide 10 - Slide

Om de kostprijs te bepalen van de binnenkort te verkopen kerstbomen zijn de volgende gegevens bekend:
- voor de opslag van de kerstbomen is een loods gehuurd voor  € 1500 per maand
- er worden 200 kerstbomen ingekocht voor € 5,00 per boom

Wat zal de kostprijs van 1 kerstboom zijn:

Om de huurkosten uit de kerstbomen terug te verdienen zal er per kerstboom:

€ 1.500 = €  7,50  doorberekend moeten worden (constante kosten)
    200
               +  €  5,00 inkoopkosten per kerstboom (variabele kosten)
                   € 12,50 standaard kostprijs per kerstoom 


Slide 11 - Slide

  • constante kosten = vaste kosten, huurkosten
  • Normale bezetting = schatting hoeveel gaan we aankomend jaar verkopen
  • variabele kosten = grondstofkosten, veranderen steeds
  • werkelijke bezetting = hoeveel hebben we verkocht 

Slide 12 - Slide

Nog een opgave:

De constante kosten van de fabricageafdeling zijn € 350.000,-, de variabele kosten bedragen € 546.000,-. De normale productie is 50.000 stuks, de werkelijke productie is 42.000 stuks. 

a. Bereken de constante kosten.     

b. Bereken de variabele kosten.       

Slide 13 - Slide

De constante kosten van de fabricageafdeling zijn € 350.000,-, de variabele kosten bedragen € 546.000,-. De normale productie is 50.000 stuks, de werkelijke productie is 42.000 stuks. 

a. Bereken de constante kosten.     
   
   €350.000 / 50.000 = € 7,00

b. Bereken de variabele kosten.       
    
    € 546.000 / 42.000 = € 13,00

Slide 14 - Slide

Opdracht 2. 
Adviesbureau Lampo verwacht het komende jaar een afzet van 900.000 te realiseren. De constante kosten worden geschat op € 270.000,- per jaar.

Bereken het constante kostentarief voor het komende jaar
Opdracht 3.
Advocatenkantoor Ruisers in Breda verwacht het komende jaar zijn normale afzet van 625.000 stuks te realiseren. Het totaalbedrag van de constante kosten schat hij op € 125.000,-.

Bereken voor Ruisers het constante kostentarief

Slide 15 - Slide

Opdracht 2. 
Adviesbureau Lampo verwacht het komende jaar een afzet van 900.000 stuks te realiseren. De constante kosten worden geschat op € 270.000,- per jaar.

Bereken het constante kostentarief voor het komende jaar
€ 270.000 / 900.000 = € 0,30 per product


Opdracht 3.
Advocatenkantoor Ruisers in Breda verwacht het komende jaar zijn normale afzet van 625.000 stuks te realiseren. Het totaalbedrag van de constante kosten schat hij op € 125.000,-.

Bereken voor Ruisers het constante kostentarief
€ 125.000 / 625.000 = € 0,20 per product

Slide 16 - Slide

Opdracht 2. 
Adviesbureau Lampo verwacht het komende jaar een afzet van 900.000 stuks te realiseren. De constante kosten worden geschat op € 270.000,- per jaar.

Bereken het constante kostentarief voor het komende jaar
€ 270.000 / 900.000 = € 0,30 per product

De inkoopprijs is € 1,50 per stuk, wat is nu de integrale kostprijs?

  • Constante kosten per artikel zijn € 0,30
  • Variabele kosten per artikel zijn?
  • € 1,50
  • Integrale kostprijs = € 0,30 + € 1,50 = € 1,80


Slide 17 - Slide

Maken H6.1 opdracht 1 t/m 7

Slide 18 - Slide

Maken opgave....

Slide 19 - Slide