Hoofdstuk 4.1 & 4.2 constante & variabele kosten

Zijn alle kengetallen uit H3 nu duidelijk?

Dus: 
Omzetkengetallen
Voorraadkengetallen

1 / 25
next
Slide 1: Slide
Financieel 1MBOStudiejaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Zijn alle kengetallen uit H3 nu duidelijk?

Dus: 
Omzetkengetallen
Voorraadkengetallen

Slide 1 - Slide

3.1: Omzetkengetallen
- omzet per m2 winkelvloeroppervlakte (WVO)
- omzet per fulltime medewerker
- omzet per gewerkt uur

Slide 2 - Slide

 3.2: Voorraadkengetallen

- Gemiddelde voorraad
- Omzetsnelheid
- Omzetduur
- Voorraadefficiency 


Slide 3 - Slide

Hoe reken je de omzet per m2 winkeloppervlakte uit.

Slide 4 - Open question

Hoe reken je de omzetsnelheid in stuks uit.

Slide 5 - Open question

Doelen van deze week
Inzicht in én berekeningen maken met:
- Overzicht van kosten
- Verdeling van kosten
- Constante en variabele kosten 
- Constante kostentarief (los materiaal)
- Bezettingsresultaat (los materiaal)

Slide 6 - Slide

Hoofdstuk 4
Verkoopprijs berekenen. 
We gaan in dit hoofdstuk de verkoopprijs berekenen met een brutowinstopslag waarbij er rekening gehouden wordt met de kosten die allemaal terugverdiend moeten worden.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Kosten terugverdienen
Hoeveel kosten heb je? 
Hoe deel je de kosten in?
Is er verspilling en kun je deze tegengaan?
Hoe verdeel je de kosten?

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Constante en variabele kosten
Constante kosten:
Deze veranderen niet mee als je meer of minder 'produceert'
Variabele kosten:
Deze veranderen wél mee als je meer of minder 'produceert'
Verdeling van de kosten:

Slide 11 - Slide

Constante Kosten
voorbeelden hiervan in de retail zijn:
- de huisvestingskosten
- de rente kosten van een lening
- belasting voor de auto
- energiekosten voor de winkel
- personeel dat vast in dienst is 

Slide 12 - Slide

Variabele kosten
voorbeelden hiervan in de retail zijn:
- inkoopkosten
- verzendkosten
- verpakkingsmateriaal


Variabele kosten zijn altijd gelijk voor ieder product dat je meer verkoopt! 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Voorbeeld met een fietsfabriek 
De fabriek produceert fietsen en heeft de volgende kosten:
- Bedrijfspand
- Machines
- Arbeidsloon
- Onderdelen
- Energie voor machines
- Inventaris
- Magazijnkosten
- Verpakkingsmaterialen
Welke kosten zijn constant en welke zijn variabel? Doe de sleepvraag! 

Slide 15 - Slide

Constante kosten
Variabele kosten
Machines
Arbeidsloon
Bedrijfspand
Onderdelen
Energie voor machines
Inventaris
Magazijnkosten
Verpakkingsmateriaal

Slide 16 - Drag question

De fietsenfabriek heeft €3.250.000,- aan constante kosten.
Per fiets zijn de variabele kosten €275,-
Wat is de kostprijs van één fiets als er 100.000 fietsen gefabriceerd worden?

Slide 17 - Open question

Constante kostentarief
verdeling van de constante kosten over de te verwachten (gebudgetteerde) omzet
dus:
per verwachte (gebudgetteerde) euro omzet, hoeveel cent daarvan ben je kwijt aan de constante kosten? 

Slide 18 - Slide

Constante kostentarief
de formule:
de totale constante kosten
de (gebudgetteerde) omzet
ook wel 
 C 
N

Slide 19 - Slide

Een schoenenwinkel verwacht voor komend jaar een omzet te draaien van € 1.145.000,- De constante kosten zijn begroot op €435.100,- Bereken het constante kostentarief

Slide 20 - Open question

Constante kostentarief
een constante kostentarief van meer dan 1,00 betekend dus dat je meer (constante) kosten hebt dan dat je omzet haalt, en dus maak je verlies!! 

Slide 21 - Slide

Bezettingsresultaat
Als je het constante kostentarief weet kun je aan de hand van de werkelijke omzet berekenen wat het bezettingsresultaat is. 
Het bezettingsresultaat geeft feitelijk weer of je genoeg gespaard hebt om de constante kosten terug te verdienen. 
Bij een positief getal heb je 'te veel' gespaard en bij een negatief getal kom je tekort. 

Slide 22 - Slide

Bezettingsresultaat
(Werkelijke omzet - gebudgetteerde omzet) x    C  
                                                                                                 N
dus:
(W-N) X  C 
                 N

Slide 23 - Slide

Een schoenenwinkel verwacht voor komend jaar een omzet te draaien van € 1.145.000,- De constante kosten zijn begroot op €435.100,- De werkelijke omzet is uitgekomen op €1.230.000,-
Bereken het bezettingsresultaat voor de schoenenwinkel

Slide 24 - Open question

Constante kosten
Variabele kosten
Machines
Arbeidsloon
Bedrijfspand
Onderdelen
Energie voor machines
Inventaris
Magazijnkosten
Verpakkingsmateriaal

Slide 25 - Drag question