This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Herhaling quiz - H3
Winstberekeningen
Arbeidsproductiviteit
Afschrijving
Kostprijs berekening
Slide 1 - Slide
Afzet
Afzet = het aantal producten wat een bedrijf verkoopt
Slide 2 - Slide
Omzet
Omzet = het totale bedrag van de verkochte producten
Omzet = Afzet x verkoopprijs (zonder btw)
Verkoopprijs= verkoopwaarde= opbrengsten van de verkopen
Slide 3 - Slide
Hoe noem je het aantal verkochte producten?
A
Omzet
B
Afzet
C
Brutowinst
D
Nettowinst
Slide 4 - Quiz
Het totale bedrag van de verkochte producten noem je
A
Omzet
B
Afzet
C
Brutowinst
D
Nettowinst
Slide 5 - Quiz
Berekening
Omzet = Afzet x verkoopprijs (zonder btw)
Verkoopprijs= verkoopwaarde= opbrengsten van de verkopen
Vb: in eenjaar worden 470 truien verkocht voor €45 per stuk. Afzet=> 470 Omzet=> 470 x €45= € 21.150
Slide 6 - Slide
De omzet bedraagt € 40.000 en de verkoopprijs per stuk is € 12,50 (inclusief 21% btw). Bereken de afzet?
Slide 7 - Open question
Een zak chips kost € 1,20. Aan het begin van de dag liggen er 23 zakken in het schap. Aan het einde van de dag liggen er nog 11 zakken. Wat is de afzet geweest voor deze zak chips?
A
11
B
12
C
22
D
23
Slide 8 - Quiz
Een zak chips kost € 1,20. Aan het begin van de dag liggen er 23 zakken in het schap. Aan het einde van de dag liggen er nog 11 zakken. Wat is de omzet geweest voor deze zak chips?
A
Slide 9 - Quiz
brutowinst
Slide 10 - Slide
Bedrijfskosten en nettowinst
Brutowinst is niet de uiteindelijke winst. Er gaan eerst nog bedrijfskosten vanaf, dan krijg je de nettowinst.
Voorbeelden van bedrijfskosten: huur, loon, energie
Noem minimaal 2 manieren om de arbeidsproductiviteit binnen een bedrijf te verbeteren
Slide 14 - Open question
Brutowinst bestaat uit bedrijfskosten EN
A
inkoopwaarde
B
nettowinst
Slide 15 - Quiz
Hoe bereken je de brutowinst?
A
nettowinst - bedrijfskosten
B
omzet - bedrijfskosten
C
nettowinst - inkoopwaarde
D
omzet - inkoopwaarde
Slide 16 - Quiz
Vier werknemers werken ieder 5 dagen per week. Per week werken ze 38 uur. De productie bedraagt: 13.700 stuks per week. Bereken de arbeidsproductiviteit per gewerkte minuut?
Slide 17 - Open question
Dit weten we nu:
Omzet ( Aantal verkochte producten x Verkoopprijs)
Inkoopwaarde ( Aantal verkochte producten x Inkoopprijs )
Je spreekt van verlies als de nettowinst ......... is dan €0.
A
groter
B
kleiner
Slide 21 - Quiz
Een meubelmaker heeft de volgende kosten. € 22,33 aan onderdelen per tafel. € 2,22 aan loonkosten per product. € 600 aan vaste loonkosten per maand. Energie/gasrekening van €1.200 per maand. De ondernemer maakt 12 tafels per week. Bereken de kostprijs per product.
A
€ 1.824,55 per tafel
B
€ 58,70 per tafel
C
€ 62,33 per tafel
D
€ 121,22 per tafel
Slide 22 - Quiz
Een bedrijf heeft een omzet van €350.000. Daarvan blijft 12% nettowinst over, hoeveel is de nettowinst