wk. 15 Poezie, oefenen vergelijking, metafoor, personificatie

Welkom 
Nederlands

Je legt klaar:

Leesboek
Boek Nieuw Nederlands
Schrift
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Welkom 
Nederlands

Je legt klaar:

Leesboek
Boek Nieuw Nederlands
Schrift

Slide 1 - Slide

Tekst
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Lesdoel
  • Je kent beeldspraak; vergelijking, metafoor en personificatie.
  • Je herkent dit in taal; gedichten, songteksten ed. ......
  • Je kunt een gedicht zelf maken.
  • Je kunt beeldspraak verwerken in je gedicht. 

Slide 3 - Slide

Vergelijking

Bij een vergelijking vergelijk je twee
dingen (object en beeld) met elkaar.








Slide 4 - Slide

Voorbeelden van vergelijkingen

Hij (object) is zo rood als een tomaat (beeld) geworden door de zon.


Hij wordt vergeleken met een tomaat.


Slide 5 - Slide

Metafoor

Een metafoor lijkt op een vergelijking,
alleen staat het object nu niet meer in de zin, 
maar alleen het beeld.


Slide 6 - Slide

Voorbeelden metafoor

Die rode tomaat daar op het voetbalveld zal het wel warm hebben.


'Rode tomaat' is het beeld dat gebruikt wordt om aan te geven dat iemand en hele rode kleur heeft/ verhit is.

Wie er precies een rode tomaat is, staat nu niet in de zin.





Dat
schaap(beeld) heeft zich laten beetnemen.



Dat
schaap staat voor een dom persoon. Wie het precies is, staat niet in de zin.



Slide 7 - Slide

Personificatie

Met een personificatie geef je een
menselijke eigenschap aan
iets dat geen mens is.


Slide 8 - Slide

Voorbeelden personificatie

De toekomst lacht je tegemoet.


De toekomst kan niet lachen. 

Dat is een menselijke eigenschap.







Soms
lacht de toekomst je toe.



De
toekomst kan niet lachen, dat is een menselijke eigenschap.

Slide 9 - Slide

Even oefenen
Let op: je hebt maar 10 sec om te antwoorden

Slide 10 - Slide

Papier is geduldig
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 11 - Quiz

Pieter is als een sluwe vos te werk gegaan.
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 12 - Quiz

Zo'n etterbak moet streng gestraft worden.
A
Personificatie
B
Metafoor
C
Vergelijking

Slide 13 - Quiz

Annie kwam aanrijden in haar koekblik is een ....?
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 14 - Quiz

Nog even oefenen
Schrijf bij de volgende sheets: vergelijking, personificatie of metafoor

Slide 15 - Slide

Is er sprake van een metafoor, personificatie of een vergelijking?

Wat een klier van een vent is die Peter toch!

Slide 16 - Open question

Is er sprake van een metafoor, personificatie of een vergelijking?
De politiecommissaris, die betrapt was met drank op achter het stuur, trok het boetekleed aan.

Slide 17 - Open question

Is er sprake van een metafoor, personificatie of vergelijking?

Met zo’n diploma gaan alle deuren voor je open.

Slide 18 - Open question

Is er sprake van een vergelijking, metafoor of personificatie?

Mijn fietslampje weigerde dienst.

Slide 19 - Open question

Is er sprake van een metafoor, vergelijking of personificatie?

Ze kreeg een rolberoerte toen ze hoorde dat ze de opdracht met Lars moest doen.

Slide 20 - Open question

Is er sprake van een metafoor, vergelijking of personificatie?

De nieuwe apps gaan als warme broodjes over de toonbank.

Slide 21 - Open question


Pak je lesboek Nieuw Nederlands en je schrift :
TH. blz. 79
HA. blz. 85
A blz. 81

Slide 22 - Slide

Huiswerk
T/H:  Lees de theorie op blz. 78.
           Cursus 3 Fictie, paragraaf 5, opdracht 2 en 4 (blz. 79)
H/A:  Lees de theorie op blz. 83.
           Cursus 3, paragraaf 5, opdracht 3, 5 en 6 (blz. 85)
A:  Lees de theorie op blz. 81.
       Cursus 3 Fictie, paragraaf 5, opdracht 2, 4 en 6.
Zoek een Nederlandstalige songtekst  en neem deze uitgeprint mee naar de les morgen.

Slide 23 - Slide

Opdracht bij songtekst
Noteer onder de songtekst de antwoorden op de volgende vragen:

1. Onderstreep de woorden die rijmen. 
2. Welke woorden of letters worden herhaald? Herken je een ritme?
3. Welke beeldspraak (personificatie, vergelijking of metafoor) kun je vinden?
4. Waar gaat het nummer volgens jou over?





Slide 24 - Slide

Opdracht
  • Onderstreep de woorden die jou aanspreken in de tekst.
  • Noteer ze op het 'woordwolk'  blad.
  • Bedenk er rijmwoorden bij.
  • Bedenk minimaal 2 vergelijkingen.
  • Bedenk minimaal 2 personificaties.
  • Bedenk minimaal 2 metaforen.
  • Schrijf je eigen gedicht.

Slide 25 - Slide

Spelling
Cursus 7
paragraaf 8,  Mixopdrachten

Slide 26 - Slide