Herhaling Taalverzorging H4 en H5

De pv in deze zin is:
Na een goed gesprek legden Nimia en Petra de ruzie bij.
A
bijleggen
B
legden bij
C
legden
1 / 23
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

De pv in deze zin is:
Na een goed gesprek legden Nimia en Petra de ruzie bij.
A
bijleggen
B
legden bij
C
legden

Slide 1 - Quiz

Het onderwerp in deze zin is:
Na een goed gesprek legden Nimia en Petra de ruzie bij
A
Nimia
B
Petra
C
Nimia en Petra
D
zit er niet in

Slide 2 - Quiz

Het wwg in deze zin is:
Na een goed gesprek legden Nimia en Petra de ruzie bij
A
bijleggen
B
legden bij
C
legden

Slide 3 - Quiz

Het lv in deze zin is:
Na een goed gesprek legden Nimia en Petra de ruzie bij
A
de ruzie
B
Na een goed gesprek
C
legden de ruzie bij
D
gesprek

Slide 4 - Quiz

Het lijdend voorwerp van deze zin is: Het publiek floot de speler uit na de overduidelijke schwalbe.
A
Het publiek
B
De speler
C
floot
D
floot uit

Slide 5 - Quiz

Het lijdend voorwerp van deze zin is: Na de sportles krijgt Abdullah meestal dorst.
A
Na de sportles
B
Abdullaj
C
meestal
D
dorst

Slide 6 - Quiz

Het lijdend voorwerp van deze zin is: Mijn ouders hebben een tweedehands auto gekocht.
A
Mijn ouders
B
hebben gekocht
C
een auto
D
een tweedehands auto

Slide 7 - Quiz

Het lijdend voorwerp van deze zin is: Mijn vader weegt honderd kilo
A
Mijn vader
B
weegt
C
honderd kilo
D
zit geen lv in deze zin

Slide 8 - Quiz

Kies het juiste verwijswoord:
Deze / dit boek heb ik al 5 keer gelezen
A
deze
B
dit

Slide 9 - Quiz

Kies het juiste verwijswoord: Dan kan ik niet, want in dat/ deze weekend heb ik een voetbaltoernooi.
A
dat
B
deze

Slide 10 - Quiz

Is dit verwijswoord juist toegepast?
Wat vind je van dit nieuwe tijdschrift?
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

Is dit verwijswoord juist toegepast?
Kan iemand mij vertellen dat die volleybaltoernooi nog doorgaat?
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

Het voltooid deelwoord in deze zin is: Toen ik 10 was, zijn we verhuisd naar de andere kant van Leeuwarden.
A
was
B
we
C
verhuisd
D
naar de andere kant

Slide 13 - Quiz

Het voltooid deelwoord: Er werd opvallend veel (kuchen) tijdens dat weekend.
A
gekuchdt
B
gekuchd
C
gekucht

Slide 14 - Quiz

Het voltooid deelwoord: Wie heeft het broodje gezond voor mij (betalen)
A
betaalt
B
betaaldt
C
betaald

Slide 15 - Quiz

Het voltooid deelwoord: We hebben echt (boffen) met dit mooie weer!
A
gebofdt
B
geboft
C
gebofd

Slide 16 - Quiz

Waar of niet waar: Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt van welk materiaal iets gemaakt is.
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quiz

Hoeveel bijv. nw zitten er in deze zin?
Een goede vriendin stuurde mij gisteren een raar berichtje met haar roze telefoon.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 18 - Quiz

Hoeveel bijv. nw zitten er in deze zin?
Toen ik dit gekke berichtje van haar kreeg, stuurde ik haar meteen een appje terug.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 19 - Quiz

Persoonsvorm verleden tijd: Bart (beantwoorden) de e- mail van zijn moeder niet meteen.
A
beantwoorden
B
beantwoordt
C
beantwoordde
D
beantwoorde

Slide 20 - Quiz

Persoonsvorm verleden tijd: Een aantal jaren geleden (kamperen) wij op Vlieland.
A
kamperen
B
kampeerden
C
kampeerdden
D
kampeerde

Slide 21 - Quiz

Het lastigste onderdeel van deze SO vind ik
Het lijdend voorwerp
mannelijke, vrouwelijk en onzijdige woorden.
voltooid deelwoord
Het bijvoeglijk naamwoord
verleden tijd zwakke werkwoorden
ik vind niets moeilijk
ik vind alles moeilijk

Slide 22 - Poll

Slide 23 - Slide