4.6 Druk 3b

4.6 Druk
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

4.6 Druk

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?

  • Quiz H4
  • Uitleg druk
  • Opdracht 1 t/m 13
  • Afsluiten

Slide 2 - Slide

Welke 6 krachten die in dit hoofdstuk genoemd worden ken je?

Slide 3 - Open question

Welke kracht is er hier?
A
Veerkracht
B
Magnetische kracht
C
Waterkracht
D
Plakkracht

Slide 4 - Quiz

Welke kracht(en)
is/zijn er hier?
A
Spankracht
B
Spierkracht
C
Veerkracht
D
Trekkracht

Slide 5 - Quiz

De normaalkracht wordt door:
A
de tafel geleverd
B
de vaas geleverd
C
de zwaartekracht geleverd

Slide 6 - Quiz

Als een kracht groter is, dan is het effect van een kracht ook groter.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Welke kracht is hier de normaalkracht?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quiz

Wat is NIET een effect van krachten?
A
Snelheid verhogen
B
Richting veranderen
C
Vorm veranderen
D
Voorwerpen aantrekken

Slide 9 - Quiz

Welke kracht zie je hier ?
A
trekkracht
B
spierkracht
C
wringkracht
D
buigkracht

Slide 10 - Quiz

de normaalkracht...
A
...zorgt ervoor dat objecten altijd naar beneden vallen
B
...is hetzelfde als spierkracht
C
...zorgt ervoor dat je niet door de grond heen zakt

Slide 11 - Quiz

De punt op de steen is het aangrijpingspunt van de zwaartekracht. Welke kant zou de pijl op getekend moeten worden?
A
naar boven
B
naar rechts
C
naar beneden
D
naar links

Slide 12 - Quiz

Is de kracht hiernaast goed getekend?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

Waar zit het aangrijpingspunt van de kracht op het paard?
A
bij de handen van de mannen
B
Bij de rode band onder de voorpoot
C
Bij de rode band op de rug

Slide 14 - Quiz

Het aangrijpingspunt is......
A
Het punt waar de kracht wordt uitgeoefend
B
Het eindpunt van de kracht

Slide 15 - Quiz

Waarom is een krachtenschaal belangrijk?
A
Dan weet je welke kracht je gaat gebruiken
B
Dan weet je hoeveel krachten er zijn.
C
Dan weet je hoe groot je kracht is.
D
Dan weet je hoe lang je een pijl moet tekenen.

Slide 16 - Quiz

Wat is hier de krachtenschaal?
A
1 cm ≙ 5 Newton
B
1 cm ≙ 10 Newton
C
1 cm ≙ 25 Newton
D
1 cm ≙ 100 Newton

Slide 17 - Quiz

Je tekent een kracht van 5N. Hoe lang moet de pijl dan zijn bij een krachtenschaal van 1 cm = 2 N
A
5 cm
B
2,5 cm
C
0,6 cm
D
2,67 cm

Slide 18 - Quiz


Hoe groot is de getekende kracht.
A
3,3 N
B
5 N
C
8,3 N
D
16,5 N

Slide 19 - Quiz

Op een voorwerp van 1 kg werkt de zwaartekracht.
Hoe groot is de zwaartekracht?
A
0,1 N
B
1 N
C
10 N
D
1000 N

Slide 20 - Quiz

Op een voorwerp van 200 g werkt de zwaartekracht.
Hoe groot is de zwaartekracht?
A
0,2 N
B
2 N
C
20 N
D
2000 N

Slide 21 - Quiz

Wat is
de
nettokracht?
A
25N
B
225N
C
1,25N
D
12500N

Slide 22 - Quiz

Welke veerunster bevat de sterkste veer.
A
linker
B
middelste
C
rechter

Slide 23 - Quiz

Als twee krachten in evenwicht zijn, dan...
A
zijn ze even groot & ze hebben dezelfde richting
B
zijn ze even groot & hebben ze tegengestelde richting
C
hoeven ze niet perse even groot te zijn
D
zijn niet even groot, maar moeten wel tegengestelde richting hebben

Slide 24 - Quiz

In evenwicht, als de veer niet trilt dus, dan geldt voor de krachten....
A
Fv is groter dan Fz
B
Fv is gelijk aan Fz
C
Fv is kleiner dan Fz

Slide 25 - Quiz

Je hangt een gewichtje van 100 g aan een veerunster.
Wat geeft de veerunster aan?
A
1 N
B
10 N
C
100 N
D
1000 N

Slide 26 - Quiz

De nettokracht is
A
60 N
B
140 N
C
100 N
D
40 N

Slide 27 - Quiz

Wat is de nettokracht?
A
Alle krachten bij elkaar opgeteld
B
als er geen krachten zijn, dat is de nettokracht
C
de sterkste kracht in de tekening

Slide 28 - Quiz

De richting van de nettokracht is naar
A
links
B
rechts
C
boven
D
beneden

Slide 29 - Quiz

Als de krachten op een voorwerp evenwicht maken, is de nettokracht op het voorwerp 0 N
A
Waar
B
Onwaar

Slide 30 - Quiz

Wat is de
nettokracht?
A
186N
B
8360N
C
1,45N
D
34N

Slide 31 - Quiz

Aan een veerunster hangt een blokje. Je ziet een afbeelding van de schaalverdeling van de veerunster met aanwijzing.
A
1,05 N
B
1,15 N
C
1,25 N

Slide 32 - Quiz

Wat is GEEN hefboom?
A
Schaar
B
Hamer
C
Tuinslang
D
Breekijzer

Slide 33 - Quiz


A
Enkele hefboom
B
Dubbele hefboom

Slide 34 - Quiz


A
Enkele hefboom
B
Dubbele hefboom

Slide 35 - Quiz

De knoflookpers werkt als een
dubbele hefboom. De kracht
op de knoflook is hoeveel keer
zo groot dan de spierkracht.
A
4x zo groot
B
5x zo groot
C
3x zo groot
D
9x zo groot

Slide 36 - Quiz

In de figuur zie je een koevoet waarmee een spijker uit een plank wordt getrokken.

Welke dubbele pijl geeft lastarm aan?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 37 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een dubbele hefboom?
A
Flesopener
B
Schaar
C
Steekkar
D
Steeksleutel

Slide 38 - Quiz

4.6 Druk

Slide 39 - Slide

Druk
De druk is de kracht die werkt op 1 cm2 van een oppervlak.

Als een kracht werkt op een klein oppervlak is de druk groot.
Als een kracht werkt op een groot oppervlak is de druk klein.

Slide 40 - Slide

Aan het werk met de opdrachten!

Maak opdracht 1 t/m 13 (blz. 62 t/m 67)

Slide 41 - Slide