What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Personalpronomen
Personalpronomen
1 / 48
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2-6
This lesson contains
48 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
15 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Personalpronomen
Slide 1 - Slide
Personalpronomen
Slide 2 - Slide
het persoonlijk voornaamwoord
i
ch
d
u
e
r/
e
s/
s
ie
w
ir
i
hr
s
ie
Sie
Slide 3 - Slide
ik
jij
hij
wij
jullie
zij (mv)
zij (ev)
het
u
wir
du
sie (ev)
ihr
es
er
sie (mv)
ich
Sie
Slide 4 - Drag question
om te onthouden:
vrouwelijk d
ie
Mutter = s
ie
mannelijk d
er
Vater =
er
onzijdig da
s
Kind = e
s
meervoud d
ie
Menschen = s
ie
Slide 5 - Slide
1. Ist deine Schwester morgen zu Hause? – Ja, ______ ist zu Hause.
2. Wo ist ihr Fahrrad? – Ich glaube, ______ steht im Keller.
3. Hast du den Film gesehen? – Ja, ich habe ______ gestern gesehen.
4. Wo ist Karoline geblieben? Hast du etwas von ______ gehört?
5. Der Vater kaufte ein Buch für (haar)______ .
6. Ich habe (jullie) ______ doch geschrieben, dass (jullie) ______ (ons) ______ morgen nicht besuchen könnt.
Übung
timer
3:30
Slide 6 - Slide
Ist deine Schwester (v) morgen zu Hause? – Ja,
sie
ist zu Hause.
Wo ist ihr Fahrrad (o)? – Ich glaube,
es
steht im Keller.
Hast du den Film (m) gesehen? – Ja, ich habe
ihn
gestern gesehen.
Wo ist Karoline (v) geblieben? Hast du etwas von (+3)
ihr
gehört?
Der Vater kaufte ein Buch für (+4)
sie
.
Ich habe (jullie)
euch
doch geschrieben, dass (jullie)
ihr
(ons)
uns
morgen nicht besuchen könnt.
Übung
Slide 7 - Slide
Wie heißt die Schule?.........heißt Het Streek
A
Es
B
Sie
Slide 8 - Quiz
Ich habe ein Pferd. ...............heißt Mona.
A
Sie
B
Er
C
Es
Slide 9 - Quiz
Das Fußballspiel war am Samstag.
........ endete unentschieden.
A
Es
B
Er
C
Sie
Slide 10 - Quiz
Pia und Tom tanzen gern.
...................gehen in eine Tanzschule.
A
Es
B
Sie
Slide 11 - Quiz
Ich habe im Kino einen Film gesehen.
.......war blöd.
A
Es
B
Sie
C
Er
Slide 12 - Quiz
persoonlijk
of
bezittelijk?
persoonlijk voornaamwoord:
verwijst naar een persoon óf
vervangt een zelfstandig naamwoord
vaste vorm
bezittelijk voornaamwoord:
geeft aan dat iets van iemand is/bij iemand hoort
ein-groep --> kan een uitgang achter komen
Slide 13 - Slide
persoonlijk
of
bezittelijk?
persoonlijk voornaamwoord:
verwijst naar een persoon óf
vervangt een zelfstandig naamwoord
uitgang verandert niet
Sie geht. Er steht. Ich sitze. Du springst.
Slide 14 - Slide
persoonlijk
of
bezittelijk?
bezittelijk voornaamwoord:
geeft aan dat iets van iemand is/bij iemand hoort
ein-groep --> kan een uitgang achter komen
Das ist mein Stuhl.
Das ist dein
e
Tasche.
Slide 15 - Slide
Zijn de onderstaande woordjes persoonlijke of bezittelijke voornaamwoorden?
Sleep elk woord hieronder naar het goede antwoord.
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
sie
ich
du
dich
dein
mein,-e
unser,-e
wij
Ihr, -e
sein, -e
hun
Slide 16 - Drag question
Sleep het Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de 3E nv.
persoonlijk
voornaamwoord
bezittelijk
voornaamwoord
mir
uns
ihn
ihm
Ihr
dir
euch
ihnen
Ihnen
euer
dein
unser
sein
ihr
Slide 17 - Drag question
Üben
Übung 1
Slide 18 - Slide
...und jetzt mit Kasus
Slide 19 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord
3
e
naamval
1e naamval:
ik jij hij zij het wij jullie zij u
ich du er
sie es
wir ihr
sie Sie
3e naamval:
aan
mij jou hem haar het ons jullie hen u
mir
dir ihm ihr
ihm
uns euch
ihnen Ihnen
Slide 20 - Slide
ich
du
er
wir
ihr
sie
sie
es
Sie
uns
dir
ihnen
euch
ihm
ihm
ihr
mir
Ihnen
Slide 21 - Drag question
Sleep het Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de 3E nv.
mij
jou
hem
jullie
haar
ons
het
hen
u
mir
uns
ihm
ihm
ihr
dir
euch
ihnen
Ihnen
Slide 22 - Drag question
Gehst du mit (hem) ______
in die Disko?
A
er
B
ihm
C
ihn
Slide 23 - Quiz
Kommt er zu (mij) ______ ?
A
ich
B
mir
C
mich
Slide 24 - Quiz
Üben 3de
Übung 1
Übung 2
Übung 3
Übung 4
Übung 5
Slide 25 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord
4e
naamval
1e naamval:
ik jij hij zij het wij jullie zij u
ich du er
sie es
wir ihr
sie Sie
4e naamval:
mij jou hem haar het ons jullie hun/hen u
mich
dich ihn
sie es
uns euch
sie Sie
Slide 26 - Slide
4de naamval
mich
dich
ihn
uns
euch
sie
sie
es
Sie
ons
jou
haar
jullie
het
hem
hen
mij
u
Slide 27 - Drag question
Persoonlijke voornaamwoorden in de 4de naamval
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
euch
mich
dich
ihn/sie/es
uns
sie/Sie
Slide 28 - Drag question
Maak een keuze!
Kennst du ihn / er
A
ihn
B
er
Slide 29 - Quiz
Maak een keuze!
Ich kenne du / dich
A
du
B
dich
Slide 30 - Quiz
Maak een keuze!
Peter und Petra, ich lade ihr / euch / sie ein.
A
ihr
B
euch
C
sie
Slide 31 - Quiz
Maak een keuze!
Der Preis ist € 20,-, ich finde es / er / ihn zu hoch.
A
er
B
ihn
C
es
Slide 32 - Quiz
Maak een keuze!
Wie findest du die Mode? Ich finde es / ihr / sie schön!
A
ihr
B
sie
C
es
Slide 33 - Quiz
Ist das Geschenk für (jullie) ______?
A
ihr
B
euch
C
sie
Slide 34 - Quiz
Üben 4de
Übung 1
Übung 2
Übung 3
Übung 4
Übung 5
Slide 35 - Slide
Personalpronomen
Slide 36 - Slide
Persoonlijke vnw 1,3,4
Tabelle ausfüllen
Slide 37 - Slide
Üben
Übung 1
Übung 2
Übung 3
Übung 4
Übung 5
Übung 6
Slide 38 - Slide
Maria sieht ... (Hans).
A
er
B
es
C
ihn
D
ihm
Slide 39 - Quiz
Paula gibt .... (Fred) einen dicken Kuss.
A
ihm
B
ihr
C
sein
D
er
Slide 40 - Quiz
Hast du denn kein Geschenk für ... (Angela)?
A
ihn
B
sie
C
ihr
D
er
Slide 41 - Quiz
Ohne ... (wir) ist diese Stunde total langweilig.
A
wir
B
euch
C
uns
D
sie
Slide 42 - Quiz
Ich nehme den Mascara von .... (Gabi).
A
es
B
ihn
C
ihm
D
ihr
Slide 43 - Quiz
Wie schätzt du deine Fragen ein? Upsi, das muss ich noch mal üben oder das ging eigentlich ganz gut?
Slide 44 - Open question
Die Geschichte geht um (hen) _____.
A
ihn
B
sie
C
Sie
D
ihr
Slide 45 - Quiz
Wil jij het persoonlijk voornaamwoord nog een keer oefenen?
Ja
Nee
Slide 46 - Poll
Für
Für
Für
Für
Vater
Freunde
cooles
starke
lieben
meine
guten
Auto
Mutter
meine
mein
meinen
Slide 47 - Drag question
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
voorzetsel
mein
er
wir
für
ohne
gegen
Sie
ihre
unser
dich
deine
ihn
Slide 48 - Drag question
More lessons like this
Personalpronomen_havo 3
January 2024
- Lesson with
38 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2-6
Personalpronomen
September 2023
- Lesson with
42 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2-6
Personalpronomen
October 2023
- Lesson with
13 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2-6
V4 23.1. persoonlijke voornaamwoorden, Lesen
January 2023
- Lesson with
35 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
26. Januar 2024 / Personalpronomen_Taaltaak 1
January 2024
- Lesson with
24 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2-6
13.9. WL1, Persoonlijke vnw
September 2021
- Lesson with
22 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 4,5
Personalpronomen
May 2022
- Lesson with
14 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2-6
Personalpronomen
March 2024
- Lesson with
14 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4