B2A Spelling Blok 4

Lesdoelen
Na deze les
- heb je een herhaling van het 't ex kofschip gehad.
- kun je bijvoeglijke naamwoorden op een goede manier spellen. 

1 / 48
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Lesdoelen
Na deze les
- heb je een herhaling van het 't ex kofschip gehad.
- kun je bijvoeglijke naamwoorden op een goede manier spellen. 

Slide 1 - Slide

'T eX-KoFSCHiP
of SeXy-FoKSCHaaP

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

2 BK Blok 4 Spelling
Kijk het volgend filmpje voor uitleg !
Let op ! 
Je krijgt ook vragen tijdens het filmpje.

Slide 4 - Slide

2

Slide 5 - Video

Als de rode letter in 't kofschip zit dan voeg je ....... toe
A
TE
B
DE

Slide 6 - Quiz

Vorige week .... (verven) wij het huis.
A
verfde
B
verfden

Slide 7 - Quiz

't (Sexy-)kofschip
Wanneer je niet kunt horen of je in de verleden tijd 
-t(en) of -d(en) moet spellen maak je gebruik van 
't Kofschip of 't Sexy Fokschaap. 
Dit heb je vorig jaar al geleerd.
We gaan het nog even
herhalen.  

Slide 8 - Slide

stappen
1. Zoek de stam van het werkwoord. 
2. Kijk naar de laatste letter. Zit die in 't Kofschip?
ja? > dan eindigt het woord op -t(en)
nee? > dan eindigt het woord op -d(en)
3. noteer de ik-vorm (dus niet de stam!) + -t(en) of -d(en)

Een voorbeeld: 

Slide 9 - Slide

Voorbeeld
Ik ... (puffen) gisteren toen ik de trap op liep.

1) Zoek de stam van puffen: puff
2) staat de 'f' in 't Kofschip? ja > dus moet er -t(en) achter.
3. Ik pufte gisteren toen ik de trap op liep. 
We schrijven geen 'n' want 'ik' is enkelvoud dus zonder 'n' 

Slide 10 - Slide

'T eX-KoFSCHiP
of SeXy-FoKSCHaaP

We gaan oefenen !

Slide 11 - Slide

De baby ... (huilen) de hele dag.
A
huilde
B
huilden
C
huilte
D
huilten

Slide 12 - Quiz

De peuters ... (huilen) de hele dag.
A
huilde
B
huilden
C
huilte
D
huilten

Slide 13 - Quiz

Dominic .... (kneuzen) zijn pols.
A
kneuzde
B
kneuzden
C
kneusde
D
kneusden

Slide 14 - Quiz

De skaters .... (kneuzen) hun pols.
A
kneuzde
B
kneuzden
C
kneusde
D
kneusden

Slide 15 - Quiz

Wij ... (bereiken) de finish niet.
A
bereikden
B
bereikde
C
bereikten
D
bereikte

Slide 16 - Quiz

Ik ... (bereiken) de finish niet.
A
bereikden
B
bereikde
C
bereikten
D
bereikte

Slide 17 - Quiz

Moeder ... (braden) het vlees.
A
brade
B
braadde
C
braade
D
bradde

Slide 18 - Quiz

De tandarts ... (verdoven) me eerst.
A
verdoovde
B
verdoofde
C
verdovde
D
verdoofden

Slide 19 - Quiz

De gidsen ... (durven) niet langs die afgrond.
A
durfden
B
durvde
C
durfde
D
durvden

Slide 20 - Quiz

De leerlingen ... (werken) thuis erg hard.
A
werkte
B
werktten
C
werkde
D
werkten

Slide 21 - Quiz

Mijn oma ... (verhuizen) vorige week naar een bejaardenhuis.

Slide 22 - Open question

Onze buren ... (vergissen) zich vroeger altijd in onze namen.

Slide 23 - Open question


Mijn broer ... (passen) vorige week op de hond van de buren.

Slide 24 - Open question

Het vliegtuig ... (landen) afgelopen vrijdag op Schiphol.

Slide 25 - Open question

De vliegtuigen ... (landen) afgelopen vrijdag op Schiphol.

Slide 26 - Open question

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 27 - Slide

meestal
eindigt het op een -e 

de blauwe trui                                   het dikke boek                      de kale kop 

Slide 28 - Slide

Materiaal
Als het bijvoeglijk naamwoord aangeeft van welk materiaal het is gemaakt, dan schrijf je er altijd -en achter. 

de houten stoel                     de gouden ring                               de wollen trui. 

Slide 29 - Slide

modern materiaal
als het van een modern materiaal is gemaakt komt er niets achter. 
de plastic tas                    de aluminium trap         de polyester boot

Slide 30 - Slide

bij 'een-woorden'?
Als het zelfstandig naamwoord een 'het-woord' is, dan verdwijnt de -e van het bijvoeglijk naamwoord als je er 'een' voor zet. 


het kleine meisje                   het lieve konijn                het grote huis

een klein meisje                     een lief konijn                  een groot huis

Slide 31 - Slide

bezitsvorm 
De schoenen van mijn vader




mijn vaders schoenen
(bezitsvorm) 

Slide 32 - Slide

2 BK Blok 4 Spelling
Kijk en luister goed naar volgend filmpje!

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

 regel 1:
Je kunt de bezitsvorm maken door een s achter de naam of een zelfstandig naamwoord te zetten. 

de schoenen van mijn vader  >  mijn vaders schoenen
de kleren van mijn zusjemijn zusjes kleren
het beroep van Sarah >  Sarahs beroep 

Slide 35 - Slide

regel 2: 
Als een naam of zelfstandig naamwoord op een a, i, o, u, of y, eindigt, dan zet je een ' voor de s. Je schrijft dus 's
een '- teken heet een apostrof

het huis van oma   >   oma's huis
de moeder van Eddy   >   Eddy's moeder
de speen van de baby   >   baby's speen

Slide 36 - Slide

maak een bezitsvorm:
de sigaar van opa

Slide 37 - Open question

maak een bezitsvorm
de gouden plaat van Marco Borsato

Slide 38 - Open question

Regel 3: 
Eindigt het zelfstandig naamwoord of de naam op een sisklank
Schrijf dan alleen een apostrof, dat is ' 

De broer van Max  >  Max' broer
De zus van Bas  >  Bas' zus

Slide 39 - Slide

maak een bezitsvorm
De jas van Els

Slide 40 - Open question

2 BK Blok 4 Spelling
Nu de 3 regels door elkaar oefenen ...

Slide 41 - Slide

goed of fout gespeld ?

de broer van Sally -> Sallys broer
Regel
Is het +s  of + 's  of  ' ? Kijk terug in de uitleg als je het even niet meer weet!!
A
goed
B
fout

Slide 42 - Quiz

goed of fout gespeld ?
de boeken van Bas
-> Bas's boeken
Regel
Is het +s  of + 's  of  ' ? Kijk terug in de uitleg als je het even niet meer weet!!
A
goed
B
fout

Slide 43 - Quiz

2 of twee
cijfers of getallen voluit schrijven? 


2  > getal 
twee > cijfer voluit

Slide 44 - Slide

de regel:
In teksten gebruik je meestal géén cijfers, maar schrijf je de getallen voluit. 
BEHALVE 
bij maten/gewichten/procenten/snelheid
en 
ingewikkelde getallen

Slide 45 - Slide

voorbeelden:
Bas nodigde zeventien vrienden uit op zijn verjaardag.
Mijn opa en oma zijn binnenkort vijftig jaar getrouwd. 
Op de tweede dag van de vakantie had ik al heimwee. 

Precies 135 leerlingen hebben de enquete ingevuld. 
de afgeprijsde televisie kost nu nog maar 299 euro
In het recept staat dat we 25 gram suiker nodig hebben. 

Slide 46 - Slide

let op!
Speciale tekens of arkortingen schrijf je altijd voluit. 

dus niet: 25% korting, maar 25 procent korting
niet: 80 km/u maar 80  kilometer per uur

Slide 47 - Slide

Spelling Blok 4 blz. 170
Maken opdrachten:
2 + 3 + 4 + 7

Slide 48 - Slide