Omdat niezen en niesen beide goed zijn, zijn er in de verleden tijd twee vervoegingen goed (denk aan 't ex-fokschip):
Niezen - niesde - geniesd is juist omdat hier in het hele werkwoord een z staat; in de vervoegingen van de verleden tijd hoort daarom een d te staan: niesde - geniesd. De stam van niezen is niez.
Niesen - nieste - geniest is juist omdat er nu in het hele werkwoord een s staat (de stam is nies). Volgens de vervoegingsregels komt er dan een t in de verleden tijd: nieste - geniest.