week 4 9 - 13 december Werkwoordspelling - Verleden tijd Entree

Werkwoordspelling
verleden tijd
week 4: 9 - 13 december 2024
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling
verleden tijd
week 4: 9 - 13 december 2024

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Planning
1.  Lesdoelen
2. Terugblik vorige lessen
3. Sterke en zwakke werkwoorden
4. Theorie ww vt
5. Oefenen
6. Nu Nederlands boek B

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
1) Ik kan de pvvt van zwakke werkwoorden in het enkelvoud juist spellen.
2) Ik kan de pvvt van zwakke werkwoorden in het meervoud juist spellen.
3) Ik kan de pvvt van sterke werkwoorden in het enkelvoud juist spellen.  
4) Ik kan de pvvt van sterke werkwoorden in het meervoud juist spellen.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Terugblik:
Waar gebruik je 't kofschip x voor?

Slide 4 - Open question

terugblik: volt dw, kofschip, ww vt
Hoe was het ook weer: pv vinden
1. vraagzin maken
Jan loopt door het bos. Loopt Jan door het bos?
2. veranderen van tijd
(tegenwoordige tijd <-> verleden tijd)
3. veranderen van getal
(enkelvoud <-> meervoud)

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Sterke werkwoorden
Een sterk werkwoord = zo sterk dat het verandert.
Sterk genoeg om van klank te veranderen.
Bij een sterk werkwoord krijg je nooit een -d erbij.
Eindigen als voltooid deelwoord bijna altijd op -en.
hele werkwoord - verleden tijd - voltooid deelwoord
vliegen                 vlogen                  gevlogen
zingen                 zongen                 gezongen

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Sterke werkwoorden
Ik loop – hij liep – wij hebben gelopen.
Ik duik – hij dook – wij hebben gedoken.
Ik slaap – hij sliep – wij hebben geslapen.
Ik roep – hij riep – wij hebben geroepen.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Zwakke werkwoorden
Een zwak werkwoord = suf en saai en blijft dus hetzelfde.
Te zwak om van klank te veranderen.
Eindigen als voltooid deelwoord bijna altijd op -t of -d.
hele werkwoord - verleden tijd - voltooid deelwoord
fietsen                 fietsten                     gefietst
spelen                 speelden                  gespeeld

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Zwakke werkwoorden
Deze werkwoorden krijgen in de verleden tijd ‘de(n)’ of ‘te(n)’ achter de stam.
 Ik kook – hij kookte – wij kookten.
 Ik pak – hij pakte – wij pakten.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Theorie ww vt
Enkelvoud = stam + te/de
Bijvoorbeeld: danste of speelde

let op: bij meervoud -ten/-den
dansten/speelden

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

't Kofschip x
Bij een woord als niezen kun je twijfelen. Je weet niet hoe je dit woord langer maakt. Is dit niesde of nieste?

Pak de stam van het woord: niez-en (hele ww min -en)
 
De stam eindigt op een ‘z’. Ga na of deze ‘z’ in 't Kofschip x zit.
Nee?  nies+de(n) Ja?  nies+te(n)

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

verhuizen
stam = verhuiz
'z' niet in 't Kofschip x, dus verhuisde

geloven
stam = gelov
'v' zit niet in  't Kofschip x, dus geloofde

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeldvraag: vliegen, vt
De vlieg ...?... door de kamer.
A
vliegt
B
vloog
C
vlogen
D
vliegde

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

1. nemen, vt
De kinderen ...?... afscheid van de juf.

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

2. spelen, vt
De kinderen ...?... in de zandbak.

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

3. regelen, hoeven, vt
De werknemers ...?... dat ze minder uren ...?... te maken.

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

4. niezen, vt
Mevrouw de Rooij ...?... in haar zakdoek.

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

5. juichen, vt
De toeschouwers ...?... hun publiek toe.

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Engelse werkwoorden
- Tegenwoordige tijd -t en -en achter de stam
- Verleden tijd -de(n) of -te(n) achter de stam
- Voltooid deelwoord: ge- + stam + -d/-t
Let op: soms staat er een e voor de uitgang omdat dat nodig is voor de uitspraak.
racen                  de stam = race
recyclen                  de stam = recycle




Slide 19 - Slide

This item has no instructions

1) deleten, pvvt
Mijn vader ...?... de app.

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

2) checken
Heb jij de bon nog ...?...?

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

3) downloaden, pvvt
De gamer ...?... de nieuwe uitgave van dat spel.

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

4) mixen, pvvt
De DJ ...?... de liedjes perfect.

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

5) faken, pvvt
De online dater ...?... haar uiterlijk.

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Tot slot
Zijn er nog vragen?

Boek B: 

Slide 25 - Slide

This item has no instructions