De gebiedende wijs - l'impératif

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

De gebiedende wijs / L'impératif

Ferme la bouche!

Houd je mond dicht!

Geef een paar vormen van de gebiedende wijs in het Nederlands.

De gebiedende wijs in het Frans:

In het Frans heb je drie vormen van de gebiedende wijs:

Je-vorm van het werkwoord in de présent: ferme la porte, Jean!

Nous-vorm van het werkwoord in de présent: Parlons à Pierre!

Vous-vorm van het werkwoord in de présent: Faites vos devoirs!

Wanneer gebruik je welke vorm?

Je-vorm: 

Wanneer je iets zegt tegen één persoon die je met 'JIJ' aanspreekt.

Niels, doe de deur dicht!

Dat wordt dan:

Niels, ferme la porte!

FERME is de je-vorm van het werkwoord FERMER.

Nous-vorm

Nous-vorm:

Wanneer je iets zegt tegen meerdere mensen waar je zelf ook bijhoort. (Wij/We)

Laten we huiswerk maken.

Dat wordt dan:

Faisons nos devoirs.

FAISONS is de nous-vorm van het werkwoord FAIRE.

Vous-vorm:

Vous-vorm: 

Wanneer je iets zegt tegen meerdere mensen waar je zelf NIET bijhoort OF tegen iemand die je aanspreekt met U. 

Sophie en Christophe, spreek langzaam! 

Dat wordt dan: 

Sophie et Christophe, parlez lentement! 

PARLEZ is de vous-vorm van het werkwoord PARLER

Moi et toi:

Als er bij de impératif in een bevestigende zin een voornaamwoord komt, zet je het erachter, je verbindt de impératif en het voornaamwoord met een streepje

Ga zitten! 

Wordt: 

Assieds-toi! 

ASSIEDS  is de je-vorm van het werkwoord s'asseoir

Mangez les pommes!
Tegen wie kun je dit zeggen?

1. Tegen iemand die je met JIJ aanspreekt.
2. Tegen een groep mensen waar je zelf ook bij hoort.
3. Tegen iemand die je met U aanspreekt.
4. Tegen een klein kind.

Parlons lentement! Betekent:

1. Praat langzaam!
2. Laten we langzaam praten!
3. Praten jullie eens langzaam!
4. U praat langzaam!

Let op:

De  werkwoorden op de volgende slides zijn onregelmatig in de gebiedende wijs. Voor deze werkwoorden geldt dat je andere vormen moet gebruiken dan in de uitleg die je hiervoor hebt gehad. Leer ze goed!

Hier zijn de uitzonderingen:

Het werkwoord ALLER:

Tegen één persoon: VA (i.p.v. vais)

Nicole, va à l'école!

Het werkwoord AVOIR:

Tegen één persoon: aie

Tegen jezelf en andere personen: ayons

Tegen andere personen en 'U': ayez

Madame, ayez patience!

Het werkwoord ÊTRE:

Tegen één persoon: sois 

Tegen jezelf en andere personen: soyons 

Tegen andere personen en 'U': soyez 

 

Madame, soyez prudente!

Vertaal: Meneer, ga rechtdoor.

1. Monsieur, allez tout droit.
2. Monsieur, vas tout droit.
3. Monsieur, va tout droit.
4. Monsieur, aller tout droit.

Vertaal: Laten we geduld hebben.

1. Ayez patience.
2. Aie patience.
3. Ayons patience.
4. Allons patience.

Nicolas en Juliette, ga naar huis!

1. Nicolas et Juliette, rentrons!
2. Nicolas et Juliette, rentre!
3. Nicolas et Juliette, rentrez!
4. Nicolas et Juliette, rentrer!

Ga zitten!

1. Assieds-te
2. Tu assieds
3. Assied-toi
4. Assieds-toi

Heb je nog meer uitleg nodig?

Bekijk dan de uitleg op de volgende slide.

Bonne chance!!