Lezen herhaling

Korte quiz 

Tekstverbanden: geeft het verband aan tussen alinea's 

Wat doet alinea 3 ten opzichte van alinea 2?

Kijk dan goed naar het signaalwoord!



1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-5

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Korte quiz 

Tekstverbanden: geeft het verband aan tussen alinea's 

Wat doet alinea 3 ten opzichte van alinea 2?

Kijk dan goed naar het signaalwoord!



Slide 1 - Slide

Jongeren reizen graag met het ov. Het is snel, gemakkelijk en handig.

Echter is het ov duur. Jongeren kunnen het reizen met het ov niet altijd betalen. 

Slide 2 - Slide

Bij welk tekstverbanden horen de signaalwoorden 'ook', 'bovendien' en 'tevens'?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
tijdsvolgorde
D
reden

Slide 3 - Quiz

Kies de twee goede antwoorden.

Tekstverbanden...
A
...geven alinea's aan
B
...geven het doel van een tekst aan
C
...geven aan hoe alinea's en zinnen met elkaar te maken hebben
D
...helpen je een tekst beter te begrijpen

Slide 4 - Quiz

Kies de twee goede antwoorden.

Tekstverbanden...
A
...geven alinea's aan
B
...geven het doel van een tekst aan
C
...geven aan hoe alinea's en zinnen met elkaar te maken hebben
D
...helpen je een tekst beter te begrijpen

Slide 5 - Quiz

Je geeft op je profiel aan welke films je goed vindt, naar welke muziek je luistert en welke merken je draagt en daar ontleen je waarde aan. Brouwer: “Die waarde is echter van korte duur.
Welk tekstverbanden vind je in deze zin?
A
oorzaak-gevolg
B
tegenstelling
C
reden
D
opsomming

Slide 6 - Quiz

Wat is het signaalwoord + verband:
Grote schoonmaak
Opruimen is niet mijn sterkste kant. Rotzooi maken kan ik daarentegen wel goed.

A
Rotzooi - signaalwoord opsomming
B
Grote - signaalwoord toelichting
C
daarentegen - signaalwoord tegenstelling
D
Goed - signaalwoord voorbeeld

Slide 7 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor uitspraak-voorbeeld?
A
toch
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 8 - Quiz

Welk woord is geen signaalwoord?
A
Bovendien
B
Daarnaast
C
Omdat
D
Zijn

Slide 9 - Quiz

Het signaalwoord- want - kondigt een ......... aan
A
argument
B
mening
C
conclusie

Slide 10 - Quiz

Het signaalwoord "tenslotte" hoort bij tekstverband:
A
tijdsvolgorde
B
opsomming
C
tegenstelling

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Gezamenlijk tekst lezen


- Lees in tweetallen de tekst. Overleg met elkaar:

- Markeer de kernzinnen van de alinea's
- Zoek naar eventuele signaalwoorden in de alinea en onderstreep/markeer ze. Benoem daarbij het tekstverband.

Na 10 minuten bespreken we de hele tekst.


Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide