VOC en Driehoekshandel

1 / 31
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen? 
1. Welkom
2. Wat weten we nog over de Gouden Eeuw? 
3. VOC en WIC 
4. Slavenhandel
5. Afronden 

  • Je kunt beschrijven waar en in welke producten de VOC en WIC handelden en hoe die handel verliep.
  • Je kunt uitleggen waarom Europeanen op grote schaal in slaven handelden.

Slide 2 - Slide

Gouden Eeuw

Slide 3 - Mind map

Wat is een stapelmarkt?
A
Een markt die één keer per jaar gehouden werd.
B
Een plaats waar goederen werden opgeslagen om vervolgens verkocht te worden.
C
Een plaats waar veel goederen opgeslagen liggen.
D
Een plaats waar veel handelaren hun goederen kopen.

Slide 4 - Quiz

Welk product lag er eigenlijk opgeslagen in die pakhuizen?
A
Tulpen
B
Schilderijen
C
Goud
D
Graan

Slide 5 - Quiz

Oostzeehandel (moedernegotie)
Groei van Amsterdam

Slide 6 - Slide

Oostzeehandel 
De Oostzeehandel was belangrijker  in de Nederlanden dan de VOC of WIC. Deze handel bracht Amsterdam de rijkdom die nodig was om de VOC te kunnen oprichten.



Slide 7 - Slide

Hoe maak je een maaltijd nog lekkerder?
A
In de magnetron stoppen
B
Specerijen en kruiden gebruiken
C
Mayonaise
D
Alles koud eten.

Slide 8 - Quiz

Specerijen

  • Geneeskrachtige werking
  • Smaakmaker
  • Veel geld waard - 'peperduur'

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

De VOC, Verenigde Oostindische Compagnie en het handelskapitalisme
Rond 1600 was in Europa de vraag groot naar specerijen, zoals nootmuskaat, foelie, peper en kruidnagel. Daardoor waren de prijzen hoog. Alleen de Portugezen haalden specerijen uit Azië. Ze verkochten deze specerijen met grote winst. Hollandse en Zeeuwse kooplieden wilden dat ook wel. Daarom richtte in 1602 een aantal kooplieden een ‘compagnie’ (een bedrijf) op: de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). De schepen van de VOC kochten specerijen in Oost-Indië. Dat is het huidige Indonesië. De handelswaar werd in de Republiek verkocht. Iedereen die geld in de VOC had geïnvesteerd, kreeg een deel van de winst.

Slide 11 - Slide

Suiker en tabak
Graan, hout en bont
Slaven
Specerijen (kruiden)

Slide 12 - Drag question

Rechten van de VOC
De VOC had een aantal speciale rechten, zoals het recht om forten te bouwen, oorlogen te voeren en verdragen te sluiten met Indische koningen. Ook had de VOC het alleenrecht op de handel met Azië. Dat betekende dat alleen de VOC schepen naar Oost-Indië mocht sturen, ze geen concurrentie had en meer winst maakte.

Slide 13 - Slide

4 rechten van de VOC

Slide 14 - Mind map

De VOC had een aantal rechten.
Wat was geen recht van de VOC?
A
De VOC mocht oorlog voeren en forten bouwen
B
De VOC mocht verdragen sluiten
C
De VOC mocht Nederland besturen .
D
De VOC mocht als enige handel drijven met Azië

Slide 15 - Quiz

De WIC, De West Indische Compagnie
Kooplieden uit Holland en Zeeland handelden ook met West-Indië (Amerika). Daar kwamen suiker en tabak vandaan. Voor de handel met West-Indië werd in 1621 de West-Indische Compagnie (WIC) opgericht. De WIC kreeg dezelfde speciale rechten als de VOC en het alleenrecht op de handel met gebieden in Amerika en Afrika.
De Republiek had door de VOC en de WIC dus handelscontacten met Azië, Amerika en Afrika. Ook andere Europese landen handelden over de hele wereld. Zo ontstond in de 17e eeuw een wereldeconomie

Slide 16 - Slide

Wat was de WIC?
A
Een groot bedrijf dat over een ander bedrijf heerst om eraan te verdienen.
B
Een groot landbouwbedrijf waar een bepaald product verbouwd wordt.
C
Een onderneming die handelt met andere landen in slaven.
D
Een Nederlandse onderneming die handel dreef met Amerika en Afrika.

Slide 17 - Quiz

Wat is een wereldeconomie
A
Mensen in Europa onderhandelen met elkaar
B
Mensen uit de de hele wereld drijven handel met elkaar
C
Alleen grote bedrijven drijven handel met elkaar
D
Mensen uit de hele wereld praten met elkaar

Slide 18 - Quiz

Was de handel met Indie en Amerika voor alle mensen prettig?
Ja
Nee

Slide 19 - Poll

Handel in mensen
In de 17e eeuw beheersten Europese landen, waaronder Nederland, gebieden in Amerika. Zij stichtten er plantages, die winst moesten opleveren. Maar de indianen die het land bewerkten, stierven door het zware werk of aan ziektes. Daarom haalden Europese handelaren mensen uit West-Afrika en brachten hen als slaaf naar Amerika. Tussen 1500 en 1800 werden zo’n 12 miljoen Afrikanen als slaven naar Amerika vervoerd.
Deze slavenhandel was een onderdeel van de driehoekshandel. Dat was de handel tussen West-Afrika, Amerika en Europa. In West-Afrika kochten Europeanen slaven in ruil voor bijvoorbeeld geweren, alcohol en koperen voorwerpen. Ook de WIC handelde in slaven. Zij verkocht de slaven in Amerika aan de eigenaren van plantages. In Suriname en op de Antillen waren veel plantages in bezit van mensen uit de Republiek.

Slide 20 - Slide

Driehoekshandel

Slide 21 - Slide

Slavenschepen

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Driehoekshandel WIC
Textiel en wapens
Slaven
Suiker, katoen en tabak

Slide 24 - Drag question

Sleep de begrippen naar de juiste plek op de kaart
Europa
Amerika
Handelsgebied VOC
Handelsgebied WIC
Kaap de Goede Hoop

Slide 25 - Drag question

Wat hoort bij de VOC en wat bij de WIC?
VOC
WIC

Indië

Slavenhandel


Suiker en tabak.
opgericht in 1602

Specerijen

Slide 26 - Drag question

Slide 27 - Video

Wat is een stapelmarkt?
A
Een markt die één keer per jaar gehouden werd.
B
Een plaats waar goederen werden opgeslagen om vervolgens verkocht te worden.
C
Een plaats waar veel goederen opgeslagen liggen.
D
Een plaats waar veel handelaren hun goederen kopen.

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Video

Waarom werd de VOC opgericht?
A
Om een goede administratie bij te houden.
B
Om slaven te verhandelen.
C
Om ruzies tussen Nederlandse handelaren te voorkomen.
D
Om concurrentie met andere landen tegen te gaan.

Slide 30 - Quiz

Waarom werd de VOC opgericht?
A
Om een goede administratie bij te houden.
B
Om slaven te verhandelen.
C
Om ruzies tussen Nederlandse handelaren te voorkomen.
D
Om concurrentie met andere landen tegen te gaan.

Slide 31 - Quiz