Lezen H5 - tekstdoelen

Wat zie je op school om je heen wat je kunt lezen?Denk verder dan een boek of krant.
1 / 25
next
Slide 1: Mind map
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat zie je op school om je heen wat je kunt lezen?Denk verder dan een boek of krant.

Slide 1 - Mind map

Wat heb je in het weekend gelezen?Waarom heb je dat gelezen?
Wat was jouw doel om het te lezen?

Slide 2 - Mind map

Waarom tekstdoel?

De schrijver van een tekst wil bij de lezer iets bereiken.


De tekst die geschreven wordt, heeft een doel.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Tekst

Slide 7 - Slide

Tekstdoel
De schrijver wil..
Voorbeeld tekstsoort
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren
dat je iets te weten komt
je overhalen om iets te doen
dat je zijn mening overneemt
je vermaken
krantenbericht, verslag sportwedstrijd
recept, gebruiksaanwijzing
reclametekst, uitnodiging
bespreking van een film
verhaal, leesboek, strip

Slide 8 - Slide

Noem de vier tekstdoelen.

Slide 9 - Open question

Tekstdoelen en tekstsoorten
Even checken.....

Slide 10 - Slide

tekstdoel?

Slide 11 - Slide

Wat is het doel van deze afbeelding?
A
activeren
B
amuseren
C
informeren
D
overtuigen

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Wat wil de spreker bereiken met dit stukje?
A
activeren
B
amuseren
C
informeren
D
overtuigen

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Wat is het doel van deze afbeelding?
A
Informeren
B
activeren
C
Amuseren
D
overtuigen

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Wat is het doel van deze afbeelding?
A
Informeren
B
activeren
C
Amuseren
D
overtuigen

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Wat is het doel van dit aanplakbiljet?
A
Informeren
B
activeren
C
Amuseren
D
overtuigen

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

Wat is het doel van deze krantenartikelen?
A
Informeren
B
activeren
C
amuseren
D
Overtuigen

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

Wat is het belangrijkste doel van dit artikel?
A
Informeren
B
activeren
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 24 - Quiz

Elke tekst heeft een tekstdoel.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quiz