2.7 Ik bel morgen. - Morgen bel ik - 2.8 Het weer

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

Thema 2 Nederland

2.7 Ik bel morgen. - Morgen bel ik

2.8 Het weer

Hoofdzin

1. wie of wat	2a. eerste werkwoord	3. Rest	2b. Tweede werkwoord
Wij	hebben	gisteren	gewandeld

3. Rest	2a. Eerste werkwoord	1. Wie of wat	3. Rest	2b. Tweede werkwoord
Vandaag	gaat	Thijs	buiten	voetballen

Tijd of plaats? Bespreek samen.

1. Ik ga vandaag naar Amsterdam.

2. Leanne heeft gisteren gewerkt.

3. Mijn tante woont in Groningen.

4. In Den Haag werkt de koning. 

Maak een goede zin:

in november | Sinterklaas | naar Nederland | komt

Maak een goede zin:

op bezoek | mijn familie | komt | overmorgen

Maak een goede zin:

zijn | in deze wijk | heel modern | de huizen

Maak een goede zin:

de temperatuur | in de zomer | het hoogst | is

Maak de vier zinnen af en vertel wat je gaat doen:

Vandaag........ Eerst......... Dan ................ Ten slotte ..................

de regen

de wind

de wolken

de mist

de regenboog

de hagel

de zon

de sneeuw

het onweer

Praat samen 

Hoe is het weer?

de lente

de zomer

de herfst

de winter

De zon schijnt.

Tim loopt door de regen.

Hij maakt een sneeuwpop

De jongen springt in de plas.

2.8 Het weer

Blz. 68

Bespreek samen opdrachten en kijk samen naar de video van 2.8

Werkblad: 2.8

Je gaat praten over het weer in verschillende landen.