Voordat we met de rollen van een werkwoord aan de slag kunnen gaan, moeten we het zww kunnen vinden in een zin.
Stap 1
Bij een zin met een zww doet het onderwerp iets.
Bij een zin met een kww is het onderwerp iets.
Je kunt het onderwerp vinden door te kijken wat er in de zin gedaan wordt.
Bijv.
Gisteren heeft Jan naar Brandwijk gefietst.
Fietsen is wat Jan gedaan heeft.
Fietsen = zww