Woordenschat 2

Woordenschat H1
Stijlfiguren: herhaling, tegenstelling, opsomming (drieslag, climax, omgekeerde climax)
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Woordenschat H1
Stijlfiguren: herhaling, tegenstelling, opsomming (drieslag, climax, omgekeerde climax)

Slide 1 - Slide

Theorie
Herhaling: precies dezelfde woorden nog een keer noemen
Tegenstelling: je zet twee tegenovergestelde zaken naast elkaar
Opsomming: je noemt een aantal zaken na elkaar die meestal een verband hebben (drieslag, climax, omgekeerde climax)

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Herhaling, tegenstelling of opsomming?
'Drommels, drommels en nog eens drommels!'
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 4 - Quiz

Herhaling, tegenstelling of opsomming?
'Hij voelde zich goed. Nee, hij voelde zich geweldig, fantastisch zelfs!'
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 5 - Quiz

Herhaling, tegenstelling of opsomming?
'In de stille kamer was er erg veel herrie in haar hoofd.'
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 6 - Quiz

Herhaling, tegenstelling of opsomming?
'Het regent, maar toch word ik niet nat.'
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 7 - Quiz

Herhaling, tegenstelling of opsomming?
'Dat is leuk gedaan, heel leuk.'
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 8 - Quiz

Herhaling, tegenstelling of opsomming?
'Dat is leuk gedaan, heel leuk.'
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 9 - Quiz

Nu
- Opdrachten maken:
startopdracht, 1, 2, 3 (blz. 24 - Woordenschat H1)
- Klaar? Maak een samenvatting van de uitgelegde stof: je legt het stijlfiguur uit en geeft 2 voorbeelden.
- Klaar? Lees of werk voor een ander vak.

Slide 10 - Slide