A3: W.10 Einführung Kapitel 13

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2,3

Heute

• Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  
• Herhaling voorzetsels 3e naamval 
  

Distanz- undPräsensunterricht 2021

Herzlich Willkommen! 

Camera aan en microfoon gedempt! :)

Heute

• Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  
• Herhaling voorzetsels 3e naamval 
  

1. Wisst ihr es noch..? 
2. Unterrichtsziele durchnehmen
3. Grammatik 1 erklären
4. Landeskunde kontrollieren

             

Während der Unterrichtsstunde:

Wiederholung

Wiederholung

Kapitel 12

Leervragen:

[1] Wanneer staat het wederkerend voornaamwoord in de 3e naamval?

[2] Welke uitgang in VL komt achter du?

[3] Wanneer komt er een extra -e voor de uitgangen?

Antwoorden: 

• [1] Als er een lijdend voorwerp in de zin staat. (Wat+gezegde+onderwerp)
• [2] -test
• [3] Als de stam eindigt op een -d of -t. 

Heute

• Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  
• Herhaling voorzetsels 3e naamval 
  

Unterrichtsziele:

Je weet welke klinkerwisselingen plaatsvinden bij sterke werkwoorden met een 'e' in de stam.

Kapitel 13: Grammatik

Sterke werkwoorden met een 'e' in de stam:

Leervragen:

[1] Wat is een sterk werkwoord?

[2] Benoem een sterk werkwoord in het Nederlands.

Antwoorden: 

• [1] Sterk werkwoord heeft een klinkerverandering en voltooid deelwoord eindigt op -en.
• [2]
• helpen - hielp - geholpen
  
• spreken - sprak - gesproken

Kapitel 13: Grammatik

Sterke werkwoorden met een 'e' in de stam:

In het Duits: 

• 'e' verandert bij du en er/sie/es in een 'i' of 'ie' (e/i-Wechsel)
  
• stamklinker è klank (wèrken, mèrken) --> i
  
• stamklinker é klank (meer en weer) --? ie
  
• uitzonderingen: geben, nehmen en treten ('ee' wordt 'i')
  
• 'e' blijft een 'e' bij gehen, stehen, bewegen.
  

Kapitel 13: Grammatik

Sterke werkwoorden met een 'e' in de stam:

Achtung!

Ich nehme

du nimmst

er/sie/es nimmt

-h valt weg!

Kapitel 13: Grammatik

Und jetzt üben!

Macht bitte Aufgabe: 4.4 auf Seite 13 im Arbeitsbuch E

Wanneer gebruik je het voorzetsel am?

1. tijdstip
2. seizoenen en maanden
3. dagdelen dag van de week datum

Wanneer gebruik je het voorzetsel um?

1. tijdstip
2. dagdelen dag van de week datum
3. tijdsduur

Wanneer gebruik je het voorzetsel von...bis?

1. tijdsduur
2. dagdelen dag van de week datum
3. tijdstip
4. maanden en seizoenen

H3 - Landeskunde

Mache Aufgabe 17.1 S. 77.

• Lies den Text selbstständig durch. Beantworte danach die Fragen.
• Ihr braucht diese Aufgabe für die Prüfung. 

Ihr habt 10 Minuten um die Aufgabe zu machen.

Danach kontrollieren wir sie. 

TIP: Hast du H4 und H5 auf S. 126 schon erledigt?

Du kannst es bei mir kontrollieren lassen.

A3 - Landeskunde

Mache Aufgabe 17.1 S. 89.

• Lies den Text selbstständig durch. Beantworte danach die Fragen.
• Ihr braucht diese Aufgabe für die Prüfung. 

Ihr habt 10 Minuten um die Aufgabe zu machen.

Danach kontrollieren wir sie. 

TIP: Hast du W2 und W5 schon erledigt?

Du kannst es bei mir kontrollieren lassen.

H3 - Wiederholung K. 11

Mache Aufgabe 17.4 und 17.5 auf S. 80.

17.5 macht ihr alleine. Schreibe bitte die Fragen und Antworten in deinem Heft.

Ihr habt 10 Minuten um die Aufgabe zu machen.

Danach kontrollieren wir sie. 

TIP: mach danach Aufgabe 17.6 auf S. 81.

Du kannst es bei mir kontrollieren lassen.

H3 - Schreibecke 

Mache Aufgabe 16.1 und 16.2 auf S. 75-76.

16.2 macht ihr in Word. Reich deinen Brief auf It's Learning ein.

Ihr habt 15 Minuten um die Aufgabe zu machen.

Danach kontrollieren wir sie. 

TIP: 

Tschüs-Ticket!

• De drie leerdoelen van vandaag.
• Al gehaald tijdens les?
• Nee, wat moet je thuis nog doen of ze wel te halen?

Je kent de regels van de (keuze)voorzetsels en kan dit in een lopende zin in het Duits toepassen.

1. Ja, weiß ich!
2. Nein, noch nicht.
3. Total nicht, ich muss hart arbeiten!

Je kent het persoonlijk voornaamwoord in het Duits en kunt dit in een lopende zin in het Duits toepassen.

1. Ja, weiß ich!
2. Nein, noch nicht.
3. Total nicht, ich muss hart arbeiten!

Je hebt kennis of land en cultuur en kunt hier vragen over beantwoorden.

1. Ja, weiß ich!
2. Nein, noch nicht.
3. Total nicht, ich muss hart arbeiten!