Nominativ (onderwerp)
Stel de vraag: Wie of wat + gezegde?
Akkusativ (lijdend voorwerp)
Stel de vraag: Wie/wat + gezegde + onderwerp?
Dativ (meewerkend voorwerp)
Stel de vraag: Aan/voor wie/wat + gezegde + onderwerp + (lijdend voorwerp)?
Vb. Ich schreibe meiner Schwester einen Brief