KERN les 18

Hoe herken je oorzaak-gevolg verbanden?
Je leert hoe je teksten beter begrijpt door op oorzaak-gevolg verbanden te letten
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Hoe herken je oorzaak-gevolg verbanden?
Je leert hoe je teksten beter begrijpt door op oorzaak-gevolg verbanden te letten

Slide 1 - Slide

Woorden les 18

Slide 2 - Slide

verzwikken
weren
elkaar in de haren vliegen

Slide 3 - Drag question

Terugblik
Nauwkeuring lezen
Signaalwoorden
verschillende tekstverbanden:  -Tijdsvolgorde
 -Opsomming
 -Tegenstelling
 -Oorzaak-gevolg
 -Meningen, argumenten

Slide 4 - Slide

Het regent
Ik heb me verslapen
Ik struikelde over de drempel
daardoor word ik nat
als gevolg hiervan ben ik te laat op school
hierdoor moest mijn moeder lachen

Slide 5 - Drag question

Welk signaalwoord lees je in de tekst

Slide 6 - Open question

Lees de tekst in DUO's
IKEA Shanghai treedt op tegen
datende ‘hangouderen’
blz. 74

Slide 7 - Slide

De sfeer in het restaurant is
verslechterd.
Is dit een oorzaak of een gevolg?
A
Oorzaak
B
Gevolg

Slide 8 - Quiz

Aanwezige ‘hangouderen’ spuugden
op de grond en vlogen elkaar in de haren.
A
Oorzaak
B
Gevolg

Slide 9 - Quiz

Welke woord in alinea 2 geeft aan dat het over een gevolg gaat?
A
Hierdoor
B
Deze
C
overlast
D
hangouderen

Slide 10 - Quiz

Lees het vak Belangrijk! 
blz. 75

Slide 11 - Slide

Welke signaalwoorden horen bij oorzaak-gevolg?
A
nadat
B
doordat

Slide 12 - Quiz

Welke signaalwoorden horen bij oorzaak-gevolg?
A
waardoor
B
naar

Slide 13 - Quiz

Welke signaalwoorden horen bij oorzaak-gevolg?
A
vanwege
B
maar

Slide 14 - Quiz

Welke signaalwoorden horen bij oorzaak-gevolg?
A
tegen
B
hierdoor

Slide 15 - Quiz

Welke signaalwoorden horen bij oorzaak-gevolg?
A
tenslotte
B
zodat

Slide 16 - Quiz

Zelfstandig werken
Maak KERN opdracht 7 t/m 10
Klaar?

Slide 17 - Slide

Evalueren
Nakijken opdracht 7 t/m 10
Niveau 1: Je herkent de signaalwoorden (opdracht 7+8)
Niveau 2: Je kan de signaalwoorden toepassen (opdracht 9+10)
Niveau 3: Je herkent signaalwoorden, kunt andere signaalwoorden toepassen en herkent foute signaalwoorden

Volgende les: Signaalwoorden bij doel-middel verband

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Open Kahoot





Ga naar www.Kahoot.it

Slide 21 - Slide