Wiederholung Grammatik K2

Grammatik Kapitel 2
Wiederholung!
1 / 51
next
Slide 1: Slide
DuitsMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammatik Kapitel 2
Wiederholung!

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lernziele:
Aan het eind van deze les:
- weet je wat haben en sein betekenen,
- weet je hoe je deze werkwoorden moet vervoegen, passend bij de juiste persoon,
- kan ik de zwakke werkwoorden vervoegen in het Duits 
- weet ik welk lidwoord bij welk zelfstandig naamwoord hoort
- kan ik rangtelwoorden maken in het Duits 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

ich
du
er / es / sie
wir
ihr
sie / Sie
ik
jij
hij
wij
jullie
zij / u
het
zij

Slide 4 - Drag question

This item has no instructions

ich
du
er / es / sie
wir
ihr
sie / Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 5 - Drag question

This item has no instructions

ich
du
er / es / sie
wir
ihr
sie / Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 6 - Drag question

This item has no instructions

Haben und Sein

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

du .................... (haben)
A
habt
B
hast
C
hat
D
haben

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

ich .................... (haben)
A
habt
B
habe
C
hat
D
haben

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

ihr .................... (sein)
A
bist
B
sind
C
bin
D
seid

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wie alt ist du?
A
Goed
B
Fout

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Ich sind 18 Jahre alt.
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Erika hast noch kein Diplom.
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Kies de juiste vorm van haben of sein in de onderstaande zin.

"Wir ........... viel Hunger."
A
sind
B
seid
C
haben
D
hast

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Kies de juiste vorm van haben of sein in de onderstaande zin.

"Wir ........... 3 Kinder."
A
sind
B
seid
C
haben
D
hast

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Kies de juiste vorm van haben of sein in de onderstaande zin.

"Ihr ........... eure Hausaufgaben nicht gemacht."
A
habe
B
habt
C
haben
D
hast

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Ich ___ Hunger.

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Er ___ 20 Jahre alt.

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

.................. du müde?

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Johann, wo...............du?

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Ich ........ jetzt achtzehn Jahre alt.

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Wiederholung
Werkwoorden vervoegen 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

(fe)esttenten
ich stam+e
du stam+st
er/es/sie stam +t
wir stam+en
ihr stam+t
sie/Sie stam+en

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

(fe)esttenten
wohnen de stam = wohn
ich wohn+e
du wohn+st
er/es/sie wohn +t
wir wohn+en
ihr wohn+t
sie/Sie wohn+en

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Welke uitgang komt er bij
du?
A
e
B
t
C
st
D
en

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Welke uitgang komt er bij
ihr?
A
t
B
e
C
en
D
st

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Welke uitgang komt er bij
ich?
A
e
B
st
C
t
D
en

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Wo . . . deine Großeltern?
[wohnen]

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Max . . . seiner Freundin Ohrringe.
[schenken]

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

Wie oft . . . du deine Verwandten?
[besuchen]

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Wiederholung
Lidwoorden en zelfstandige naamwoorden 

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

De woorden DE, HET en EEN zijn:
A
lidwoorden
B
voorzetsels
C
onpersoonlijke voornaamwoorden
D
eigennamen

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Het lidwoord ' der ' gebruik je voor
... zelfstandig naamwoorden.
A
vrouwelijk
B
onzijdig
C
meervoud
D
mannelijk

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Het lidwoord ' die ' gebruik je voor
... zelfstandig naamwoorden.
A
mannelijk
B
onzijdig
C
vrouwelijk
D
vrouwelijk en meervoud

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Het lidwoord ' das ' gebruik je voor
... zelfstandig naamwoorden.
A
mannelijk
B
onzijdig
C
meervoud
D
vrouwelijk

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Wat zet je voor Mutter?
A
die
B
das
C
der

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Wat zet je voor Kuh?
A
der
B
die
C
das

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Wat zet je voor Schwester?
A
der
B
die
C
das

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Wat zet je voor Vater?
A
der
B
die
C
das

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Wat krijgen alle zelfstandige naamwoorden in het Duits?

Slide 41 - Open question

This item has no instructions

Wiederholung
Ordinalzahlen = rangtelwoorden

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Ordinalzahl = rangtelwoord

2 t/m 19 = getal + te

zwei + te = zweite


vanaf 20 = getal + ste

zwanzig + ste = zwanzigste

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Ausnahmen = uitzonderingen!


eins = erste

drei = dritte

sieben = siebte

acht = achte


Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Maak een rangtelwoord (auf Deutsch):
2

Slide 45 - Open question

This item has no instructions

Maak een rangtelwoord (auf Deutsch):
9

Slide 46 - Open question

This item has no instructions

Maak een rangtelwoord (auf Deutsch):
29

Slide 47 - Open question

This item has no instructions

Maak een rangtelwoord (auf Deutsch):
400

Slide 48 - Open question

This item has no instructions

Maak een rangtelwoord (auf Deutsch):
3

Slide 49 - Open question

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 50 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 51 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.