Thema 5 bs 6; diabetes

Thema 5 Bs 6
Pak je boek, schrift pen + ga naar lessonup met je laptop
1 / 34
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 5 Bs 6
Pak je boek, schrift pen + ga naar lessonup met je laptop

Slide 1 - Slide

Biologisch momentje
Mexicaanse Chicxulub-krater in de Golf van Mexico verantwoordelijk voor het uitsterven van dinosauriërs.  

Wetenschappers deden boringen in deze krater. Het stofje iridium is gevonden in de krater. Wat ook op fossielen van dino's wordt gevonden.

"Zonder die meteorietinslag in Mexico waren wij er niet geweest".

Slide 2 - Slide

De kat is boos
A
Observatie
B
Interpretatie

Slide 3 - Quiz

Deze les
Bs 6 (zonder aantekeningen) 
Aan het werk lessonup

Check 

Afsluiting

Slide 4 - Slide

Lesdoelen
Je kunt uitleggen wat insuline en glucagon is, wat er gebeurt bij iemand met diabetes en welk orgaan hierbij niet goed functioneert

Slide 5 - Slide

Suiker heb je nodig voor:

Slide 6 - Open question

Mevr Meijer

Slide 7 - Slide

Bloedbaan

Slide 8 - Slide

Organen

Slide 9 - Slide

Suiker in bloedbaan

Slide 10 - Slide

Tegenovergestelde hormonen (terugkoppeling)
 Insuline
Glucagon
Eilandjes van langerhans

Slide 11 - Slide

Insuline
De organen maken suiker op door het te gebruiken

Slide 12 - Slide

Glucagon
Vult de gangen weer met suiker (en sluit de deuren)

Slide 13 - Slide

Diabetes type 1
Dorst, veel plassen, afvallen, vermoeid etc

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

1921 uit honden

Slide 16 - Slide

Deur open

Slide 17 - Slide

Soms teveel; hypo 
Trillen, bleek, niet helder nadenken, of zelfs flauwvallen 
Oplossing = suiker eten of drinken

Slide 18 - Slide

Soms te weinig; hyper
Moe, dorst, slecht zicht
Oplossing = insuline spuiten


Slide 19 - Slide

Hypo/hyper
Veroorzaakt door meer dan alleen teveel/te weinig spuiten
(sport, bewegen, adrenaline, bepaald voedsel/drank etc)
Hoeveel suiker je in je bloed hebt meet je met:
Tussen de 6-10

Slide 20 - Slide

Vragen?

Slide 21 - Slide

Aan het werk
Mkn: de vragen in lesson up

Klaar? bs 1 tm 5 af? iets voor jezelf doen
Hulp? vinger omhoog
Zachtjes overleggen

Over 15 min bespreken

Slide 22 - Slide

Rachel valt in een korte tijd enorm af, is heel moe, heeft veel dorst en plast veel. Wat is er waarschijnlijk met Rachel aan de hand?
A
Ze heeft diabetes type 2
B
Ze heeft diabetes type 1
C
Ze is gewoon een puber

Slide 23 - Quiz

Rachel gaat naar de dokter en laat het suikergehalte in haar bloed testen, de dokter zegt dat ze diabetes heeft. Welk getal stond waarschijnlijk op de meter?
A
0
B
26
C
8
D
5

Slide 24 - Quiz

Hoe heet het stofje wat Rachel niet meer zelf kan aanmaken
A
Insuline
B
Adrenaline
C
Glucose
D
Suiker

Slide 25 - Quiz

Rachel moet naar het ziekenhuis en leert van alles over diabetes. Wat moet ze vanaf nu altijd doen?
A
Suikergehalte meten en insuline spuiten
B
Suiker eten en insuline slikken
C
Insulinegehalte meten en suiker nemen

Slide 26 - Quiz

Rachel heeft een verkeerde hoeveelheid insuline ingespoten, ze voelt zich rillerig en de klachten gaan over als ze ranja drinkt. Heeft ze teveel of te weinig insuline ingespoten? En dit heet..
A
te weinig, dit heet een hypo
B
te veel, dit heet een hyper
C
te veel, dit heet een hypo
D
te weinig, dit heet een hyper

Slide 27 - Quiz

Rachel haar suikergehalte verandert gedurende de dag door
A
Een verkeerde hoeveelheid insuline spuiten en eten
B
Beweging en sport
C
Stress en emotie
D
Alle antwoorden

Slide 28 - Quiz

Welk orgaan werkt bij Rachel niet goed meer
A
De alvleesklier
B
De nier
C
De lever
D
De maag

Slide 29 - Quiz

Wat voor gevolgen heeft dit voor het suikergehalte in Rachel haar bloed?
A
Stijgt veel als ze eet
B
Daalt snel als ze eet
C
Stijgt als ze beweegt

Slide 30 - Quiz

Welke hormonen maakt de alvleesklier aan?
A
Insuline en suiker
B
Insuline en adrenaline
C
Insuline en glucagon

Slide 31 - Quiz

Rachel heeft veel snoep gegeten en voelt zich moe en heeft dorst. Wat is ze vergeten? En hoe heet dit?
A
Insuline te spuiten, dit heet een hyper
B
Insuline te spuiten, dit heet een hypo
C
Suiker te nemen, dit heet een hyper
D
Suiker te nemen, dit heet een hypo

Slide 32 - Quiz

Leg in je eigen woorden uit wat diabetes is

Slide 33 - Open question

Afsluiten
Hoe ging het?
Vragen?
Tot volgende keer!

Slide 34 - Slide