H 7 Industriële Revolutie quiz

Wat betekent "Industriële Revolutie"?
A
verandering in de manier van denken
B
verandering van manier om met werknemers om te gaan
C
verandering van de manier van produceren
D
grote verandering in korte tijd
1 / 21
next
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat betekent "Industriële Revolutie"?
A
verandering in de manier van denken
B
verandering van manier om met werknemers om te gaan
C
verandering van de manier van produceren
D
grote verandering in korte tijd

Slide 1 - Quiz

Welke Revolutie was eerst?
A
Franse Revolutie
B
Amerikaanse Revolutie
C
Bataafse Revolutie
D
Industriële Revolutie

Slide 2 - Quiz

Hoe noemen we de overgang van landbouw-stedelijke samenleving naar industriële samenleving?
A
mechanisatie
B
industriële revolutie
C
industrialisatie
D
neolitische revolutie

Slide 3 - Quiz

Wanneer begon de industriële revolutie in Groot-Brittanië?
A
1953
B
1750
C
1844
D
2017

Slide 4 - Quiz

De agrarische revolutie was een oorzaak van de industriële revolutie.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Welke energiebron werd vooral gebruikt tijdens de industriële revolutie?
A
Olie
B
Gas
C
Kolen
D
Elektriciteit

Slide 6 - Quiz

Kinderarbeid hoort bij de industriële revolutie
A
Goed
B
Fout

Slide 7 - Quiz

Wat is een van de belangrijkste uitvindingen van de Industriële revolutie?
A
stoommachine
B
ploeg
C
straatverlichting
D
dienstensector

Slide 8 - Quiz

Welke groep kreeg meer macht door de Industriële Revolutie?
A
Burgers
B
Boeren
C
Adel
D
Vorsten

Slide 9 - Quiz

De industriële revolutie is .....
A
een gebeurtenis
B
een persoon
C
een verschijnsel
D
een ontwikkeling

Slide 10 - Quiz



Wanneer was de industriële revolutie in Nederland?
A
In de 18e eeuw
B
In de 19e eeuw
C
In de 20e eeuw
D
In de 21e eeuw

Slide 11 - Quiz

Welk West-Europees land had tijdens de industriële revolutie de meeste kolonies?
A
Groot-Brittannie
B
België
C
Nederland
D
Duitsland

Slide 12 - Quiz

Welk logo hoort bij het tijdvak waarin de industriële revolutie plaatsvond?
A
Logo 1
B
Logo 2
C
Logo 3
D
Logo 4

Slide 13 - Quiz

Welke grondstoffen zijn de belangrijkste aan het begin van de Industriële Revolutie?
A
Plastic en steenkool
B
Steenkool en ijzer
C
Olie en ijzer
D
Staal en steenkool

Slide 14 - Quiz

Waar leefden de meeste mensen vóór de industriële revolutie?
A
in arbeiderswijken in een dorp
B
in een arbeiderswijk in de stad
C
Op het platteland
D
in fabrieken

Slide 15 - Quiz

Welke vormen van energie kende men vóór de Industriële Revolutie?
A
windkracht, stoomkracht, spierkracht
B
windkracht, waterkracht, spierkracht
C
waterkracht, stoomkracht, spierkracht
D
windkracht, stoomkracht, waterkracht

Slide 16 - Quiz

Industriële Revolutie
wat klopt niet?
A
betekent dat handenarbeid wordt vervangen door machines
B
betekent dat huisnijverheid vervangen wordt door fabrieksarbeid
C
leidde tot minder welvaart
D
leidde tot de sociale kwestie

Slide 17 - Quiz

Deze vraag gaat over politieke stromingen tijdens de industriële revolutie.

Welke zin is juist?
A
Een organisatie die zich vanuit bepaalde ideeën bezighoudt met het overheidsbestuur is communistisch.
B
Een politieke partij is een organisatie die zich vanuit bepaalde ideeën bezighoudt met het overheidsbestuur.
C
Productiemiddelen zijn volgens de conservatieven het bezit van een staat.
D
Geen van de genoemde zinnen is juist.

Slide 18 - Quiz

Welke reden wordt genoemd waarom tijdens de industriële revolutie veel mensen van het platteland naar de stad verhuisden?
A
Op het platteland was er minder werk
B
Het loon in de stad was hoger
C
De arbeidsomstandigheden minder goed op het platteland dan in de stad
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 19 - Quiz

Welke uitspraken zijn juist?
1. Voor de industriële revolutie was er nauwelijks armoede.
2. Op het platteland zorgde de kerk dat er weinig honger werd geleden.
3. Het armoedeprobleem in de grote steden werd de Sociale Kwestie genoemd.
4. Alleen met liefdadigheid kon de armoede niet worden opgelost.
A
Uitspraak 2 en 3
B
Uitspraak 2, 3 en 4
C
Uitspraak 1, 2 en 4
D
Uitspraak 3 en 4

Slide 20 - Quiz

Deze vraag gaat over de sociale kwestie tijdens de industriële revolutie.

1 De ergste missstanden verdwijnen
2 Door de industrialisatie ontstaat de sociale kwestie.
3 Er komen sociale wetten
4 Vakbonden komen op voor de belangen van werknemers.

Zet bovenstaande vier zinnen in de juiste tijdsvolgorde:

A
4 --> 2 --> 3 --> 1
B
2 --> 4 --> 3 --> 1
C
2 --> 4 --> 1 --> 3
D
2 --> 3 --> 4 --> 1

Slide 21 - Quiz