Havo 3 chapitre 2 et 3

Je kunt een meewerkend voorwerp in de zin plaatsen
Wat gaan we doen:

Chapitre 2, vocabulaire B
Chapitre 2, bron C - grammaire
Exercice 13 et 14
1 / 47
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Je kunt een meewerkend voorwerp in de zin plaatsen
Wat gaan we doen:

Chapitre 2, vocabulaire B
Chapitre 2, bron C - grammaire
Exercice 13 et 14

Slide 1 - Slide

Chapitre 2: Vocabulaire B, Frans - Nederlands
Goede zinnen gemaakt: notitie in schrift --> op voor een bonus op de toets!
Noteer de zinnen in je schrift en vertaal ze. Lever je schrift in. 
1. J’ai dépensé mon argent de poche
2. Nous faisons des économies
3. Elle aura besoin de vêtements
4. Il mettait de l’argent de côté
5. Vous vous débrouillez avec votre argent de poche?
6. Tu as mis la table et tu as passé l’aspirateur?

Slide 2 - Slide

Je kunt een meewerkend voorwerp in de zin plaatsen
Lisez bron C: grammaire --> meewerkend voorwerp

Explication de la grammaire

Faites des questions

Faites des exercices

Slide 3 - Slide

Je te donne mon portable
Je vous donne mon portable
Je lui donne mon portable
Je leur donne mon portable
Je donne mon portable à ma soeur
Je donne mon portable à mes parents
Je donne mon portable à toi
Je donne mon portable à vous

Slide 4 - Drag question

Mijn ouders geven mij 20 euro
A
Mes parents moi donnent 20 euros
B
Mes parents donnent 20 euros
C
Mes parents me donnent 20 euros
D
Mes parents donnent me 20 euros

Slide 5 - Quiz

Haar ouders hebben haar 20 euro gegeven
A
Ses parents lui ont donné 20 euros
B
Ses parents ont lui donné 20 euros
C
Ses parents ont donné lui 20 euros
D
Ses parents donnent rien

Slide 6 - Quiz

Zijn ouders gaan hem 20 euro geven
A
Ses parents vont donner lui 20 euros
B
Ses parents vont lui donner 20 euros
C
Ses parents lui vont donner 20 euros
D
Ses parents vont donner lui 20 euros

Slide 7 - Quiz

Je kunt een meewerkend voorwerp in de zin plaatsen
Faites exercice 13 et 14

Devoirs:
Faites Bron C, exercice 13 et 14
Apprenez vocabulaire A et B

Slide 8 - Slide

Je kunt een gesprek voeren over zakgeld
Vendredi le 20 novembre
Wat ga je doen:
Chapitre 2, leçon D

Hoe ga je het doel bereiken:
Faites des phrases grammaire C
Faites leçon D, exercice 16d


Slide 9 - Slide

Je kunt een gesprek voeren over zakgeld
Faites des phrases grammaire C
--> notez les phrases dans le cahier
--> donnez - moi le cahier 
Faites leçon D, exercice 16d
--> Notez l'exercice dans le cahier
--> parlez avec ton voisin/ta voisine

Slide 10 - Slide

Je kunt een gesprek voeren over zakgeld
1. Ik geef het boek aan Marie                   Je donne le livre à Marie
2. Ik geef haar het boek
3. Ik heb haar het boek gegeven
4. Ik ga haar het boek geven
5. Ik geef hun het boek

Slide 11 - Slide

Ik vertrok om acht uur
Ik ben om acht uur vertrokken
Ik vertrek om acht uur
Ik zal om acht uur vertrekken
Je pars à huit heures 
je partirai à huit heures
Je suis parti(e) à huit heures
Je partais à huit heures

Slide 12 - Drag question

Je kunt een gesprek voeren over zakgeld
Faites leçon D, exercice 16d
--> Notez l'exercice dans le cahier
--> parlez avec ton voisin/ta voisine

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Je kunt een gesprek voeren over zakgeld
Mercredi le 25 novembre
Wat ga je doen
Parlez exercice 16d 
Ecoutez bron E
In tweetallen exercice 16d spreken
Aan Simone laten horen --> plus in schrift bij goed gesprek
Luisteren bron E: kijk en luisteroefeningen



Slide 15 - Slide

Je kunt een gesprek voeren over zakgeld
Zinnen voor bonus
1. Krijg je zakgeld? 
2. Nee, ik krijg geen zakgeld.
3. Spaar je? 
4. Ja, ik spaar om een (eigen invulling) te kopen.
5. Help me!

Slide 16 - Slide

Je kunt een gesprek voeren over zakgeld
Hoe ga je je doel behalen
In tweetallen exercice 16d spreken
Aan Simone laten horen --> plus in schrift bij goed gesprek

Luisteren bron E: kijk en luisteroefeningen. Luister goed naar de woorden die je wél verstaat!

Slide 17 - Slide

Je begrijpt een luistertekst die gaat over geld
Vendredi le 27 novembre
Wat ga je doen
Chapitre 2, leçon F
Je maakt in eigen tempo de oefeningen. 
Luister eventueel teksten terug

Slide 18 - Slide

BONUS
Oefenzinnen, noteer in je schrift eerst de Franse zin en daarna de Nederlandse
1. Tu es déjà en ligne?
2. Nous avons commandé un pizza
3. Elle préfère la robe bleue
4. A mon avis, vous changez la lumière
5. Je peux décrire l'été dernier

Slide 19 - Slide

Je begrijpt een luistertekst die gaat over geld
Ecoutez leçon F
Faites les exercices 22, 23, 24a

23c est le but!

Slide 20 - Slide

Je begrijpt een tekst over kleding
mercredi le deux décembre
Wat ga je doen
Faites des phrases
Lisez bron H
Faites des exercices bron H

Slide 21 - Slide

Bonus
1. La coque est en soldes
2. Le casque et la montre 
3. Le bois est durable
4. Il y a un an, j'avais la chance
5. Le lendemain sera agréable

Slide 22 - Slide

Je begrijpt een tekst over kleding
Hoe ga je het doel behalen
Lisez le texte H chapitre 2
Lees de tekst eerst alleen, overleg daarna met buur waar de tekst over gaat

Lisez le texte ensemble et faites des exercices
Gezamenlijk kort de tekst doorlezen
Faites des exercices 27, 28, 29. 27 d is het doel

Slide 23 - Slide

Je kent de woorden van chapitre 2
Vendredi le 4 décembre
Wat ga je doen 
Finissez chapitre 2:
leçon E, F en H
Apprenez les vocabulaires de chapitre 2, F-N
Toetsen terug: altijd even natellen en eventueel vragen stellen!

Slide 24 - Slide

Je kent de woorden van chapitre 2
Finissez chapitre 2
Kijk wat je nog niet af hebt. Ga daarmee aan de slag
Apprenez les vocabulaires de chapitre 2 F-N
Eerst in stilte
Daarna in tweetallen: maak een zin van de woorden en noteer deze op het papier voorin de klas. De mooiste zinnen komen in de bonuszinnen

Slide 25 - Slide

Je kent de woorden van chapitre 2
Bonus

Slide 26 - Slide

Je begrijpt een tekst over school
Mercredi le 9 décembre
Wat ga je doen 
Chapitre 3, bron A

Hoe ga je je doel behalen
Voorkennis activeren over de Franse Taal: wat weet je al?
Faites bron A, exercice 4 et 6

Slide 27 - Slide

Hoeveel mensen spreken er wereldwijd Frans?
A
10 miljoen
B
100 miljoen
C
200 miljoen
D
meer dan 250 miljoen

Slide 28 - Quiz

Het Frans is de officiële taal bij
A
Het Internationaal Olympisch Comité
B
Verenigde Naties
C
Europese Unie
D
UNESCO

Slide 29 - Quiz

In hoeveel continenten wordt er Frans gesproken
A
2: Europa en Afrika
B
4: Europa, Afrika en Amerika
C
4: Europa, Afrika, Oceanie en Amerika
D
5: Europa, Afrika, Amerika, Oceanië en Azië

Slide 30 - Quiz

Waar wordt er Frans gesproken

Slide 31 - Slide

Je begrijpt een tekst over school
Hoe ga je het doel behalen
Lisez le texte A
Faites des exercices 4 et 6
Exercice 4 est le but (doel)

Slide 32 - Slide

Je begrijpt de Franse vragen uit een interview

Wat ga je doen
Quizlet live                                    7 min
Faites des phrases pour le bonus 
--> voca A et B                            7 min
Faites chapitre 3 bron B 
--> lire                                            30 min

Vendredi le 11 décembre


Hoe ga je het doel bereiken
Lisez bron B                                      
Lisez ensemble bron B                
Traduisez les questions de l'interview
Faites les exercices 8 et 9

Slide 33 - Slide

Je begrijpt de Franse vragen uit een interview
1. J'ai rendu visite au dessinateur.
2. Elle a le vertige.
3. Je m'habille, je me maquille et je m'amuse.
4. L'hôtesse de l'air laisse tomber la bande dessinée
5. Nous sommes impressionnés.

Slide 34 - Slide

Je begrijpt de Franse vragen uit een interview
Hoe ga je het doel bereiken
Lisez le texte B
Lisez le texte B ensemble
Traduisez les questions  de l'interview
Faites des exercices 8 et 9


Slide 35 - Slide

Bonjour!!
Type "présent of présente" in de chat. 
Zet je camera aan.
Zet je geluid op dempen.
Zorg dat je boeken voor je liggen.

Slide 36 - Slide

Je kunt de futur simple toepassen in een zin
Mercredi le 16 décembre
Wat ga je doen om het doel te behalen
Faites bron C --> grammaire
Klassenregels online lessen
Hoe ga je het doel behalen
Lisezet expliquez la grammaire bron C                                15 minutes
Notez la grammaire dans le cahier                                         10 minutes
Faites des exercices 14c, d, e, 14d, 15.                                    20 Minutes

Slide 37 - Slide

Je kunt de futur simple toepassen in een zin
Futur simple 
--> ik zal werken, jij zult werken

Hoe maak je de futur simple
--> hele werkwoord en dan een uitgang erachter

Slide 38 - Slide

Je kunt de futur simple toepassen in een zin
Je travaillerai
Tu travailleras
Il/elle travaillera
Nous travaillerons
Vous travaillerez
Ils/elles travailleront

Slide 39 - Slide

Je kunt de futur simple toepassen in een zin
Maar er zijn natuurlijk altijd uitzonderingen:
être - je serai
avoir - j'aurai
faire - je ferai
aller - j'irai
pouvoir - je pourrai
voir - je verrai

Slide 40 - Slide

Tekst
Ik zal kiezen
Wij zullen werken
Zij zal hebben
Hij zal gaan
Jullie zullen doen
Zij zullen dansen
Nous travaillerons
Vous ferez
Elles danseront
Je choisirai
Elle aura
Hij zal gaan

Slide 41 - Drag question

Je kunt de futur simple toepassen in een zin
Hoe ga je het doel behalen
Notez la grammaire dans le cahier                                       10 minutes
-> habiter en een onregelmatig werkwoord. Kies een uit je boek
-> Aantal leerlingen laten schrift zien in beeld 
Faites des exercices 14c, d, e, 14d, 15.                                  20 Minutes
--> Notez exercice 15 dans le cahier

Slide 42 - Slide

Etre
je serai
tu seras
il sera
nous serons
vous serez
ils seront
ik zal zijn


habiter
j'habiterai
tu habiteras
il habitera
nous habiterons
vous habiterez
ils habiteront
ik zal wonen

Slide 43 - Slide

Bonne année!!
Quelle est ton plat préferé?
Notez dans le chat!
(en dan weet ik dat je online en aanwezig bent!)
Zorg dat je je boeken en schrift bij je hebt

Slide 44 - Slide

Je kunt een gesprek voeren over schoolvakken

Wat ga je doen
Grammaire C - huiswerk
Bron D Phrases clés
Hoe ga je dat doen
Apprenez grammaire C avec Quizlet
Quizlet live
faites bron D - exercice 16d

Slide 45 - Slide

Je kunt een gesprek voeren over schoolvakken
Hoe ga je dat doen
Apprenez grammaire C avec Quizlet                             
--> via Quizlet. Link staat ook in Teams.                                5 minutes
Jouez grammaire C avec Quizlet live                          
--> We spelen individueel                                                            10 minutes
faites bron D                                                                          
--> faites exercice 16d dans le cahier                                    15 minutes
--> parlez exercice 16d, tweetallen                                           5 minutes

Slide 46 - Slide

15 minuten: chapitre 3, 16d
- Noteer het gesprekje in je schrift
- Maak een foto van je gesprekje
- Stuur foto op via opdrachten Teams
- Vragen? gebruik de chat !
- Gebruik alleen phrases clés D

5 minuten:
- we gaan de oefening spreken

Slide 47 - Slide