Thema 4 DNA

Bas 1 Bouw en functie DNA
Leerdoelen:
  • bouw en functie van DNA kennen
  • uitleggen dat veranderingen in DNA organisme verandert
  • verschillende typen DNA kennen en verschillen
  • verschil coderend DNA en niet-coderend DNA
1 / 46
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 46 slides, with text slides and 13 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bas 1 Bouw en functie DNA
Leerdoelen:
  • bouw en functie van DNA kennen
  • uitleggen dat veranderingen in DNA organisme verandert
  • verschillende typen DNA kennen en verschillen
  • verschil coderend DNA en niet-coderend DNA

Slide 1 - Slide

Van organisme naar DNA

Slide 2 - Slide

van gen, naar eiwit, naar fenotype

Slide 3 - Slide

Bouw van DNA

Slide 4 - Slide

de 5' en 3' kant van de deoxyribose
DNA met de 5' en 3' erin

Slide 5 - Slide

Gen: deel van een chromosoom met informatie voor één erfelijke eigenschap. 

Chromosomenpaar:  2 chromosomen met informatie over dezelfde eigenschap, maar de informatie kan verschillen

Sequentie: alle 'letters' van een DNA molecuul

Tussen coderende delen ook niet-coderend DNA, dat synthese van eiwitten reguleert

Slide 6 - Slide

 Kern DNA is niet het enige DNA, ook mitochondriaal DNA en (in planten) chloroplasten DNA
Mitochondriaal DNA: bij mensen alleen via moeder: staart van zaadcel met mitochondriën niet betrokken bij bevruchting
Prokaryoten hebben DNA los in cytoplasma, soms ook plasmiden: kleinere circulaire chromosomen.

Slide 7 - Slide

plasmide
DNA dat noodzakelijk aanwezig moet zijn

Slide 8 - Slide

Niet-coderend DNA
Het grootste deel van het DNA
Is/heeft/bestaat uit:
  • code voor andere moleculen
  • regulerende functie bij eiwitsynthese
  • repetitief DNA
  • genen die 'rudimentair' zijn

Slide 9 - Slide

0

Slide 10 - Video

Bas 2 DNA-replicatie

Leerdoelen: kunnen uitleggen

  • hoe en waarom DNA replicatie plaatsvindt
  • wat PCR is en waarvoor het gebruikt wordt
  • hoe de nucleotide-volgorde van DNA bepaald kan worden
  • hoe DNA van iedereen uniek kan zijn

Slide 11 - Slide

DNA replicatie: in S-fase van mitose

DNA wordt verdubbeld

DNA polymerase bindt nucleotiden aan DNA

A-T en G-C

Hierdoor twee identieke DNA strengen

bij elkaar gehouden door centromeer


Slide 12 - Slide

Chromosoom van 2 chromatiden

Slide 13 - Slide

deling chromosoom

Slide 14 - Slide

0

Slide 15 - Video

0

Slide 16 - Video

0

Slide 17 - Video

0

Slide 18 - Video

0

Slide 19 - Video

Telomeren
  • Niet-coderend repetitief DNA (TTAGGG)
  • Korter na elke celdeling, als het te kort wordt kan cel niet meer delen en ondergaat apoptose
  • RNA primer verwijderd, geen 3' uiteinde, DNA-polymerase kan uiteinde volgende streng niet repliceren

Slide 20 - Slide

samenvatting

Slide 21 - Slide

Als van een kleine hoeveelheid DNA voor onderzoek een grote hoeveelheid nodig is, moet dit vaak gekopieerd worden.

Hiervoor wordt PCR gebruikt, complementaire stukjes worden gebruikt om het juiste deel te vinden in je DNA (primers)

Cycli in 3 stappen: 95 graden om DNA uit elkaar te laten gaan,

55-65 graden om primer te laten hechten, DNA polymerase complementaire streng laten maken bij 72 graden

Slide 22 - Slide

0

Slide 23 - Video

DNA sequentie bepalen

De DNA sequentie wordt met een radioactief stop-stikstofbase bepaald

In bepaalde verhouding stop-stikstofbase en gewone stikstofbase

door scheiding en radioactiviteit ziet men de volgorde van stikstofbasen

Slide 24 - Slide

0

Slide 25 - Video

0

Slide 26 - Video

Individuele verschillen

De coderende genen zullen functioneel moeten zijn, anders werkt een enzym niet of krijg je snel kanker door ontbreken van pigment, hier grote selectiedruk

De verschillen zitten in de 98% niet-coderende delen. Vaak hebben die repeterende code, zoals AAATGGC, dan 10 keer, 7 keer, 2 keer, etc. Meerdere gebieden het aantal repetitie bepalen, geven het unieke van één persoon

Slide 27 - Slide

0

Slide 28 - Video

Restrictie-enzymen
2 typen: 
  • exonucleasen
  • endonucleasen
Exonucleasen knippen aan buitenkant het DNA, endonuclease knipt binnen in het DNA.
Vaak wordt niet exact middendoor geknipt, maar krijg je 'overhangende' delen DNA: sticky ends

Slide 29 - Slide

0

Slide 30 - Video

Bas 3 Transcriptie
Leerdoelen:
  • je kunt de verschillen tussen DNA en RNA uitleggen
  • je kunt het proces transcriptie mbv Binas 71 C, E en F toepassen
  • je kunt het proces splicing en de termen pre-mRNA en mRNA mbv Binas 71H juist toepassen

Slide 31 - Slide

Transcriptie
  • Met informatie op DNA kunnen ribosomen in cel eiwitten synthetiseren
  • DNA-sequentie van een gen overgeschreven naar RNA
  • messengerRNA (mRNA) brengt informatie voor synthese eiwit naar ribosoom

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Transcriptiefactoren en promotor
  • RNA-polymerase bindt aan promotor aan begin van gen
  • Bij eukaryoten kan RNA-polymerase alleen binden als er transcriptiefactoren aanwezig zijn

Slide 34 - Slide

RNA-polymerase 
  • Verbreekt waterstofbruggen tussen twee DNA-ketens
  • Keten met promotor is template-streng (ook wel matrijs, of anti-sense)
  • RNA-polymerase bindt vrije RNA-nucleotiden langs DNA-streng in richting 3' naar 5' (RNA gevormd van 5' naar 3')

Slide 35 - Slide

Transcriptie (RNA gevormd langs DNA)

Slide 36 - Slide

RNA-processing (splicing)
  • RNA-molecuul dat bij transcriptie is gevormd is pre-mRNA
  • Genen bestaan uit stukken niet-coderend DNA (introns) en coderend DNA (exons)
  • Spliceosoom knipt introns uit pre-mRNA en plakt exons aan elkaar
  • Verschillende mRNA-moleculen kunnen gevormd worden

Slide 37 - Slide

Bas 4 Translatie en eiwitsynthese
Leerdoelen:
  • je kunt mbv Binas 71 E en G translatie uitleggen en toepassen
  • Je kunt uitleggen hoe eiwitsynthese in de cel plaatsvindt

Slide 38 - Slide

Genetische code
  • Eiwit bestaat uit aminozuren (20 verschillende)
  • Codon: drie opeenvolgende nucleotiden mRNA coderen voor één aminozuur

Slide 39 - Slide

Codons
  • Startcodon: AUG, methionine (met)
  • Stopcodons: UAA, UAG, UGA

Slide 40 - Slide

Translatie
  • Voorraad aminozuren in cytoplasma
  • tRNA-moleculen binden aminozuren en vervoeren ze naar ribosoom
  • Ribosomen koppelen aminozuren aan elkaar tot eiwitten, starten bij 5'-uiteinde
  • Eindigt bij stopcodon

Slide 41 - Slide

tRNA
  • Enkelstrengs RNA-molecuul
  • CCA aan 3'-uiteinde kan aminozuur binden
  • Drie nucleotiden vormen anticodon, binden aan  codon mRNA

Slide 42 - Slide

Ribosoom
  • tRNA complementair aan codon A-plaats bindt daar
  • Aminozuurketen P-plaats bindt aan aminozuur A-plaats
  • Ribosoom schuift richting 3'-uiteinde, tRNA schuift op naar P-plaats
  • Volgende stap laat tRNA los vanaf E-plaats

Slide 43 - Slide

Eiwitsynthese
  • Polyribosomen: meerdere ribosomen vertalen mRNA
  • Vrijgekomen eiwitten in cytoplasma of vanaf endoplasmatisch reticulum naar Golgisysteem
  • Proteasen breken verkeerd gebouwde eiwitten af

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Video

Slide 46 - Video