eindigt de mannelijke vorm op een klinker (o)? Verander de o in een a.
Slide 5 - Slide
Su cumpleaños es el...de...
Mi = mijn
Su = zijn / haar
españolas
holandesa
alemanes
Slide 6 - Slide
La pronunciación
V = B
J = G
U = OE
A/E/O = kort
H = niet uitspreken
OE/IE/EU = los uitspreken
CH = tsj
LL = J
ñ = nj
Y = los een ie en in een woord een j
Valencia / vivo
Mallorca
Chocolate
España
poema / tienes/ Reus
Jamón
Hola
casa / hola / vivo
usted
yo / soy
Slide 7 - Slide
Vamos a hablar
Welke uitspraak regels ken je?
Begroet elkaar
Vraag hoe het gaat
Vraag persoonlijke gegevens
Plaza Mayor, Salamanca
el puente, Salamanca
(naam, leeftijd, woonplaats, nationaliteit, telefoonnummer, wat je doet, verjaardag)
Slide 8 - Slide
Leerdoelen tarea 3
Ik kan informatie vragen en geven over: leeftijd/woonplaats/afkomst/beroep/verjaardag.
Ik ken de getallen t/m 20 in het Spaans.
Ik ken de maanden van het jaar in het Spaans.
Ik ken de namen van een aantal landen en nationaliteiten in het Spaans.
Slide 9 - Slide
Los deberes
martes el veintisiete de octubre (27 oktober)
Schrijf een dialoog uit in het Spaans, je mag de informatie verzinnen.
+ leren woordenschat 3.1 t/m 3.3
Slide 10 - Slide
Extra hulp huiswerk
Hoe heet jij?
Me llamo...
Hoe oud ben jij?
Ik kom uit...
Waar woon jij?
Ik ben student.
Wat is je telefoonnummer?
Mijn telefoonnummer is ...
Maak bij het schrijven van een dialoog gebruik van je woordenlijst. Vind je het lastig zelf een dialoog te bedenken? Vertaal dan het dialoog op de volgende dia.
Slide 11 - Slide
Juan: Hallo!
Juan: Hoe gaat het?
Juan: Goed. Hoe heet jij?
Juan: Ik heet Juan. Hoe oud ben jij?
Juan: Ik ben 12 jaar oud. Waar woon jij?
Juan: Ik woon in Madrid. Wanneer is je verjaardag?
Juan: Tot ziens.
Maria: Goedemiddag!
Maria: Goed en met jou?
Maria: Ik heet Maria. Hoe heet jij?
Maria: Ik ben 11 jaar oud. En jij?
Maria: Ik woon in Helmond en jij?
Maria: Mijn verjaardag is op 13 maart. Wanneer is jou verjaardag?
Maria:Doei.
Voorbeeld dialoog (vertaal naar het Spaans)
Slide 12 - Slide
Juan: ¡Hola!
Juan: ¿Cómo estás?
Juan: Bien. ¿Cómo te llamas?
Juan: Me llamo Juan. ¿Cúantos años tienes?
Juan: Tengo doce años. ¿Dónde vives?
Juan: Vivo en Madrid. ¿Cuándo es tú cumpleaños?
Juan: ¡Hasta luego!
Maria: ¡Buenas tardes!
Maria: Bien, ¿y tú?
Maria: Me llamo Maria. ¿Cómo te llamas?
Maria: Tengo once años, ¿y tú?
Maria: Vivo en Helmond, ¿y tú?
Maria: Mi cumpleaños es el trece de marzo. ¿Cuando es tú cumpleaños?