staatsinrichting

Intro
Trias Politica op de Nederlandse Antillen
1 / 125
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisSecondary Education

This lesson contains 125 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Intro
Trias Politica op de Nederlandse Antillen

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
- jaarplanning
- wat weten jullie nog? 
- uitleg
- zelf aan de slag 

Slide 2 - Slide

Jaarplanning
periode 1: staatsinrichting => tussentoets blz 4 tm 21 en aantekeningen  (1x)
toetsweek 1 => hele boekje en aantekeningen  (3x)

Slide 3 - Slide

Jaarplanning
periode 2: tussentoets => Geschiedenis N.A. H2.3 en H3 (1x)
toetsweek 2 => Geschiedenis N.A. H 2.3, H3 en H4   (3x)
en aantekeningen

Slide 4 - Slide

Jaarplanning
periode 3: PO Trinta di mei => werkstuk met achtergrondinformatie en interviews 
Toetsweek 3 => Geschiedenis N.A. H 5.1 t/m 5.6 en H7 (3x)

Slide 5 - Slide

Jaarplanning
periode 4: Verlichting en Revoluties => tussentoets Memo H8
toetsweek 4 => H8 en H9 (3x)
en uiteraard ook alle aantekeningen bij beide toetsen

Slide 6 - Slide

Pub Quiz

Slide 7 - Slide

Trias politica

A
Het oppergezag ligt bij het volk of de gekozen vertegenwoordiging daarvan
B
Ieder mens wordt in vrijheid en gelijkheid geboren
C
Splitsing in wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht

Slide 8 - Quiz

Wie hebben de hoogste macht in de trias Politica
A
Het parlement
B
Ministers
C
Rechters
D
De koning

Slide 9 - Quiz

Waarom is de Trias Politica belangrijk?
A
Voorkomt machtsmisbruik
B
Meer mensen besturen het land
C
koning wil ondersteuning
D
Wilde Montesquieu

Slide 10 - Quiz

De trias politica is een idee van
A
Locke
B
Rousseau
C
Montesquieu
D
Voltaire

Slide 11 - Quiz

Bij welke macht(en) uit de Trias Politica passen de taken van de Staten?
A
De wetgevende macht
B
De uitvoerende macht
C
De rechterlijke macht
D
Bij alle drie

Slide 12 - Quiz

Wat is géén macht binnen de Trias Politica?
A
uitvoerende macht
B
wetgevende macht
C
koninklijke macht
D
rechterlijke macht

Slide 13 - Quiz

Hoe wordt de gouverneur benoemt?
A
wordt gekozen door de bevolking van Curaçao
B
wordt gekozen door de Staten
C
wordt gekozen door de koning
D
wordt gekozen door de koninkrijksregering

Slide 14 - Quiz

In de regering zitten:
A
leden van partijen uit de Staten
B
leden van oppositiepartijen
C
alleen leden van de grootste partij
D
leden van de coalitiepartijen

Slide 15 - Quiz

Noem drie taken van het parlement.

Slide 16 - Open question

Noem drie taken van de regering

Slide 17 - Open question

Welke partijen zitten er in de huidige regering van Curaçao?

Slide 18 - Open question

Noem 3 verschillende minister-presidenten van Curaçao.

Slide 19 - Open question

Het ontstaan van Trias Politica 
- in de 18e eeuw opgekomen tijdens de Verlichting
- vooral in Frankrijk veel protest tegen het absolutisme 
- absolutisme opgezet door Lodewijk XIV

Slide 20 - Slide

Versailles: absolutisme wordt zichtbaar gemaakt

Slide 21 - Slide

Montesquieu: Trias Politica

Slide 22 - Slide

democratie op Curaçao
Het parlement op Curaçao wordt de Staten genoemd. De Staten worden gekozen door de stemgerechtigde bevolking en hebben de wetgevende macht.   Ze nemen namens het volk beslissingen over wetten (volksvertegenwoordigers), controleren de regering en mogen ook wetten maken

Slide 23 - Slide

Verschil directe en indirecte democratie

Curaçao is een indirecte democratie => volksvertegenwoordigers worden gekozen door de bevolking.
Deze volksvertegenwoordigers maken de beslissingen.
Oude Athene was een directe democratie => alle mannelijke burgers boven 18 jaar moesten meebeslissen over het bestuur

Slide 24 - Slide

Hoe heeft een burger invloed op de politiek?

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

zelf aan de slag:
bestuderen:  Les I Het parlement (blz 4 t/m blz 6)
maken opdrachten: 4, 5, 8, 9, 10, (11, 15, 16)

Slide 27 - Slide

opdracht 4 en 5
Hoeveel referenda zijn er op Curacao gehouden?
1. 1993: De vraag ging over of er een meer onafhankelijke positie van Curacao binnen het koninkrijk moest komen. => NEE  73%
2. 2005: Curacao autonoom binnen het koninkrijk => JA  67%
3. 2009: meer autonomie voor Curacao => JA  52%

Slide 28 - Slide

opdracht 8
  1. parlement moet alle wetten goed- of afkeuren, mag ook wetswijzigingen doen. 
  2. parlement controleert de regering 

Slide 29 - Slide

opdracht 9
1. Er wordt weinig gebruik gemaakt van het recht van initiatief.
2. Er wordt niet meer openlijk gediscussieerd over de wetsvoorstellen. Het staat al vast

Slide 30 - Slide

opdracht 10
Alleen de oppositie controleert eigenlijk de regering. De coalitiepartijen steunen de regering.

Slide 31 - Slide

Verder maken opdrachten 11, 15, 16

Slide 32 - Slide

opdracht 11
Partijdiscipline is dat iedereen in de partij hetzelfde stemt. Je mag niet meer naar eigen inzicht stemmen. Als je dat wel doet, loop je de kans om de volgende keer niet meer op de kieslijst te komen. 

Slide 33 - Slide

opdracht 15
1. Wetsvoorstel van MAN en PAR over homohuwelijk

Slide 34 - Slide

opdracht 16
  1. oppositie is bijna altijd in de minderheid en kan dus niets veranderen.
  2. Er komt een samenleving waarin er nauwlijks plaats is voor debat en nieuwe onderwerpen naar voren te brengen.

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Theorie van Montesquieu
  1. Wetgevende taak -> recht van initiatief en recht van amendement
  2. controlerende taak -> regering controleren
  3. Revolutie recht -> regering weg mogen sturen bij slecht functioneren

Slide 38 - Slide

Praktijk
  1. De regering meer en meer wetgevende macht
  2. De regering zorgt voor de wetsvoorstellen
  3. De regering heeft meer ambtenaren die helpen
  4. Er wordt weinig meer gediscussieerd over de wetsvoorstellen want de wetten worden toch wel aangenomen

Slide 39 - Slide

Delegatie van Bevoegdheid
  •  Parlement geeft haar bevoegdheid van wetten maken aan de regering
  • regering maakt landsbesluiten -> dit zijn algemene maatregelen
  •  parlement geeft hoofdlijnen aan van nieuwe wetten -> landsverordeningen
  • regering mag deze zelf invullen

Slide 40 - Slide

Oorzaken
  •  19e eeuw niet veel politieke partijen, maar juist veel meer individuele personen in de kamer
  •  partijen stemden niet als geheel 

Slide 41 - Slide

vervolg oorzaken
  • begin 20ste eeuw opkomst politieke partijen
  •  begin van de partijdiscipline
  • partijleden overleggen met elkaar hoe ze gaan stemmen
  • de meerderheid binnen de partij bepaalt en iedereen dient zich daar aan te houden

Slide 42 - Slide

gevolgen partijdiscipline
  • Negatief: vrijheid van partijleden beperkt
  • positief: stabieler en effectiever bestuur omdat de regering altijd kan steunen op het parlement

Slide 43 - Slide

opkomst politieke partijen
  •  19e eeuw: Nachtwakerstaat
  • De regering was er alleen voor rust en orde
  • economie geregeld door fabrikanten
  • De parlement en regering hoefden niet veel te doen

Slide 44 - Slide

vervolg 
  •  slechte sociale omstandigheden voor de arbeiders 
  • politieke partijen kwamen op om betere omstandigheden van de regering te eisen
  • komt een Verzoringsstaat
  • parlement moet veel meer doen
  • meer mensen worden gekozen maar missen de kennis en de mankracht -> wetgevende macht wordt uit handen gegeven

Slide 45 - Slide

Les II Het parlement/De Staten

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

maken
  • In de les de opdrachten:
 1 t/m 5 op blz. 7
  •  bestuderen blz. 7 en blz. 8  
  • maken opdrachten 6, 7, 11, 17
  • Alles wat niet af is, is huiswerk!

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Slide

Slide 50 - Slide

Slide 51 - Slide

Slide 52 - Slide

Slide 53 - Slide

Slide 54 - Slide

maken
  •  bestuderen blz. 8  
  • maken opdrachten 6, 7, 11, 17

Slide 55 - Slide

rechten van het parlement

Slide 56 - Slide

Budget recht



  • controle op de begroting
  •  meestal goedgekeurd door de coalitie

Slide 57 - Slide

Maar......
  • kan alleen werken als er wordt voldaan aan de volgende eisen: 
  1. begroting is op tijd ingediend door de regering
  2. financieel verslag moet zo snel mogelijk worden gemaakt en worden ingediend
  3. Algemene Rekenkamer het heeft goedgekeurd
  4. Het werkt dus niet vaak.....

Slide 58 - Slide

rechten van het parlement

Slide 59 - Slide

Parlementaire commissies
  • Drie soorten commissies 
  1. Vaste commissie: onderwijs en financiën
  2. Bijzondere commissie (tijdelijk)
  3. Centrale Commissie: bereidt de vergaderingen voor en bepaalt de agendapunten

Slide 60 - Slide

Parlementaire immuniteit
  • Statenleden hebben immuniteit tijdens de vergadering
  • dit zorgt voor vrijheid van meningsuiting
  • ze zijn niet strafbaar voor iets dat ze in de Statenvergadering hebben gezegd

Slide 61 - Slide

Slide 62 - Slide

Slide 63 - Slide

maken 
Opdrachten 2 t/m 5 op blz 12 en 13

Slide 64 - Slide

les I De regering: Gouverneur
  • werd ingevoerd in 1815 toen het koninkrijk der Nederlanden ontstond
  • vanaf 1950 weinig bevoegdheden meer vanwege ministeriële verantwoordelijkheid 
Lucille George-Wout

Slide 65 - Slide

rol van de gouverneur
  • voor 6 jaar benoemd (mag 2 periodes) 
  • benoemd de informateur en de formateur
  • Het geheim van het Fort Amsterdam  (alles wat binnen de muren wordt besproken, blijft geheim)

Slide 66 - Slide

bevoegdheden van de Gouverneur
  1. zorgen voor het algemeen belang
  2. afkondigen van Rijkswetten (= ondertekenen van wetten)
  3. toezicht houden op regelgeving en het bestuur van het land
  4. kijken of er besluiten zijn die in strijd zijn met het koninkrijksbelang of internationaal recht

Slide 67 - Slide

                      Wie is deze man?
  • Geboren op Bonaire waar zijn vader een plantage had
  •  moeder kwam uit Venezuela
  • gestudeerd in Nederland, rechten en medicijnen
  • kwam WOII naar Curaçao 
  • vanaf 1952 in de politiek
Cola Debrot
van 1962-1970 gouverneur

Slide 68 - Slide

maken
  •  bestuderen blz. 15 
  • maken opdrachten 1 t/m 3

Slide 69 - Slide

Ministers van Curaçao (vraag 1)
  • besturen een onderdeel van het land en dragen hier verantwoordelijkheid voor.
  • kreeg hulp van staatssecretarissen die een onderdeel van de minister overnemen, nu niet meer
  • tot 1950 gouverneur eindverantwoordelijk, nu ministers zelf
  • vanaf 1955 gesproken over Raad van ministers en van ministers zelf (= vraag 2)

Slide 70 - Slide

College van Bestuur (vraag 3)
  •  hoort het ontstaan van de Nederlandse Antillen
  • mannen die namens de gouverneur het Land bestuurden
  • vanaf 1955 worden het ministers die verantwoording moeten afleggen aan de Staten en het College van Bestuur verdween

Slide 71 - Slide

Slide 72 - Slide

 Een minister (vervolg)
  • 9 ministers op Curaçao en een gevolmachtigde minister
  • wordt voor 4 jaar benoemd
  • moet minstens 25 jaar oud zijn, ingezetene en NLs paspoort
  • mag geen neven-functies bezitten

Slide 73 - Slide

gevolmatigde minister
- Vertegenwoordigt Curaçao in Nederland bij de Koninkrijksregering
- wordt benoemd door de regering van Curaçao
- zit in het Curaçao huis in Den Haag

Slide 74 - Slide

Dualisme
Gaat over de scheiding tussen de wetgevende en uitvoerende macht BINNEN een bestuurslaag. Dat houdt in dat ministers geen deel uit mogen maken van de Staten. 
Maar: ministers zijn wel lid van een politieke partij in de coalitie => geen duidelijke scheiding

Slide 75 - Slide

staatssecretaris
  • soort 'onder-minister', helpt de minister met zijn taak. 
  • is verantwoording schuldig aan het parlement
  • werd benoemd door de gouverneur
  • minister is wel eindverantwoordelijk
  • sinds 2010 geen staatssecretaris op Curaçao
staatssecretaris voor Koninkrijksrelaties
mevrouw Van Huffelen

Slide 76 - Slide

Slide 77 - Slide

Slide 78 - Slide

Slide 79 - Slide

Minister van Staat
  • Eretitel die iemand krijgt 
  •  op voordracht van de ministerraad
  • maakt geen deel uit van de ministerraad
  • kan advies geven aan de minister en de gouverneur
Minister van Staat
oud-gouverneur Jaime Saleh

Slide 80 - Slide

Motie van wantrouwen
Vertrouwen van de Staten is heel belangrijk voor een minister. 
Als de Staten geen vertrouwen meer hebben dan kunnen ze een motie van wantrouwen indienen. Als deze met een meerderheid wordt aangenomen, dan moet de minister aftreden

Slide 81 - Slide

andere manieren tot ontslag
  1. verwerpen van de begroting van het ministerie 
  2. verwerpen van een wetsvoorstel dat heel erg belangrijk was voor een minister
  3. aannemen van een amendement waar de minister niet achter stond

Slide 82 - Slide

Slide 83 - Slide

De Regering les III
  1. Ministerraad bestaat uit alle ministers samen
  2. minister-president is voorzitter van de Raad
  3. hierin wordt het algemeen-politieke beleid vastgesteld

Slide 84 - Slide

ministerraad
  • komt iedere woensdag bijeen
  • vergadert met gesloten deuren (alles is geheim)
  • alle belangrijke besluiten worden hier genomen
  • besluiten worden bij meerderheid van stemmen genomen 

Slide 85 - Slide

minister-president
  • was de formateur van de nieuwe regering
  • is de regeringsleider waardoor zijn politieke positie belangrijker is
  • is de voorzitter van de ministerraad en heeft hier veel invloed op 

Slide 86 - Slide

Slide 87 - Video

De regering les IV
  • Kabinetsformatie behoort tot het gewoonterecht
  • In de loop der tijd wordt een kabinet op een bepaalde manier gevormd
  • kabinetsformaties kunnen lang duren en soms moeizaam verlopen

Slide 88 - Slide

kabinetsformatie
  •  vindt plaats na verkiezingen of na de val van een kabinet
  • gouverneur benoemt nieuwe informateur en formateur
  • Geheim van Fort Amsterdam

Slide 89 - Slide

Slide 90 - Slide

Wat wordt besproken door de informateur?
  • welke partijen samen een coalitie gaan vormen
  • hoe het regeringsprogramma eruit zal zien
  • hoeveel ministers iedere regeringspartij krijgt
  • welke ministeries iedere regeringspartij krijgt

Als alle partijen het daar mee eens zijn, kan de formateur mensen gaan uitkiezen voor het nieuwe kabinet

Slide 91 - Slide

demissionair kabinet
  •  een tijdelijk interim-kabinet totdat er nieuwe verkiezingen zijn
  • kabinet heeft zijn ontslag aan de gouverneur aangeboden: 
- kan zijn dat de 4 jaar voorbij zijn
- het kabinet is gevallen door ruzie binnen het kabinet
- De Staten hebben het vertrouwen in de regering opgezegd

Slide 92 - Slide

Verkiezingen les 1
  1.  Bestudeer bladzijde 24
  2. maak vragen 1, 2, 4 

Slide 93 - Slide

Verkiezingen en kiesrecht
1936 nieuwe staatsregeling:
  1. Census- en capaciteitenkiesrecht => alleen rijke mannen die kennis hadden mochten stemmen (bestaat in een beperkte democratie -> vraag 1) 
  2.  geen kiesrecht voor armen en vrouwen
  3. 10 nieuwe Statenleden gekozen, 5 benoemd door gouverneur

Slide 94 - Slide

staatsregeling 1948
  1. De Nederlandse Antillen gaan ontstaan als Land binnen het koninkrijk
  2. Staten worden nu gekozen door algemeen kiesrecht
  3. afschaffing benoemen van Statenleden door de gouverneur
  4. uitbreiding van het aantal zetels in de Staten
Doktor Moises Da Costa Gomez

Slide 95 - Slide

vraag 2
  • Na de Tweede Wereldoorlog ontstaat er over de hele wereld een proces van dekolonisatie.
  • Steeds meer koloniën willen onafhankelijk worden van het moederland.
  • De Nederlandse Antillen als nieuw land binnen het koninkrijk meer zelfstandigheid

Slide 96 - Slide

Vraag 4
  • actief kiesrecht: inwoners boven de 18 jaar, met sedula en Nederlands paspoort mogen volksvertegenwoordigers kiezen
  • passief kiesrecht: inwoners boven de 18 jaar, met sedula en Nederlands paspoort, mogen gekozen worden als volksvertegenwoordigers

Slide 97 - Slide

verkiezingen
  • zijn vrij, niemand mag je dwingen op een bepaald iemand te stemmen
  • zijn geheim, niemand mag zien op wie je stemt (geen selfies)
  • je hoeft niemand te vertellen op wie je hebt gestemd

Slide 98 - Slide

Les II verkiezingen 
De kiesstelsels

Slide 99 - Slide

stelsel van evenredige vertegenwoordiging
Voordelen:
  1. zetels worden eerlijk/evenredig verdeeld (20% stemmen = 20% zetels)
  2. kleine partijen kunnen ook zetels krijgen in de Staten
  3. veel mensen voelen zich vertegenwoordigd

Slide 100 - Slide

stelsel van evenredige vertegenwoordiging
nadelen:
  1. veel verschillende politieke partijen waardoor geen partij de meerderheid haalt
  2. leidt tot coalitievorming
  3. coalities hebben vaak minder stabiel bestuur door ruzies

Slide 101 - Slide

meerderheidstelsel
  • ook wel districtenstelsel genoemd
  • partij met de meeste stemmen wint (winner takes all)
  • in elk district wordt 1 winnende partij gekozen

Slide 102 - Slide

districtenstelsel
Voordeel:
  • leidt  tot een 2 partijen systeem waardoor er geen coalitie gevormd hoeft te worden (geen lange formatie-tijd)
  • leidt tot een stabiel bestuur (geen conflicten)

Slide 103 - Slide

districtenstelsel
Nadeel:
  • veel mensen voelen zich niet vertegenwoordigd
  • kleine partijen krijgen nauwelijks kans om in het parlement te komen
  • zetels worden op een onrechtvaardige manier verdeeld

Slide 104 - Slide

Verdeling zetels
aantal uitgebrachte geldige stemmen: 21.000
aantal te verdelen zetels:                               21
Kiesdeler: 21.000/21                                          1000 

je hebt dus 1000 stemmen nodig voor 1 zetel

Slide 105 - Slide

Lijstenstelsel
  • de plaats op de lijst is voor een kandidaat belangrijk, hoe hoger hoe meer kans op een zetel
  • stem is op een partij, niet op een persoon
  •  kan wel met voorkeursstemmen gekozen worden (wel voldoen aan de lijstkiesdeler)
  • lijstkiesdeler: het aantal stemmen van een partij delen door het aantal  zetels dat een partij heeft behaald 

Slide 106 - Slide

voorbeeld Fictieve Partij
Fictieve Partij heeft 5 zetels gehaald
8600 geldige stemmen zijn uitgebracht
Lijstkiesdeler:
8600/5= 1720 stemmen 
Wie komen er in de Staten namens FP?
1
Saphira
1500
2
Annaice
2900
3
Kennard
1200
4
Vince
600
5
Katharine
400
6
Roslyn
200
7
Joel
1800
totaal
8600

Slide 107 - Slide

Personenstelsel
stem gaat naar een persoon en niet de partij. Dit wordt in de praktijk door veel partijen hier toegepast, maar is niet officieel.

Slide 108 - Slide

voorwaarden voor deelname verkiezingen
Politieke partijen moeten aan 2 voorwaarden voldoen:
  1. op tijd kandidatenlijst inleveren, voorzien van een aantal handtekeningen gelijk aan ten minste 1% van het totaal aantal geldig uitgebrachte stemmen van de laatste verkiezingen
  2. Ze moeten Nafl. 2000,- betalen (als ze een zetel halen, wordt het teruggegeven)

Slide 109 - Slide

zetelverdeling

Slide 110 - Slide

Slide 111 - Slide

Slide 112 - Slide

zelf aan de slag
Bestuderen blz 28 en 29
maken opdrachten 3, 4, 6, 7

Slide 113 - Slide

Verkiezingen les III
  • in theorie iedere 4 jaar
  • in praktijk haalt bijna nooit een kabinet de volle 4 jaar
  • sinds 2010 10 verschillende kabinetten met 8 verschillende minister-presidenten

Slide 114 - Slide

nadelen van veel verkiezingen
  1.  partijen zijn alleen maar bezig met herkozen worden
  2. impopulaire maatregelen worden uitgesteld
  3. onmogelijk om een beleid voor lange termijn uit te denken

Slide 115 - Slide

voorwaarden democratie
  1.  hoge mate van consensus (= overeenstemming of eensgezindheid)
  2. politieke traditie gebaseerd op samenwerking en niet op conflicten
  3. zakelijke benadering van de politiek
  4. beperkt aantal partijen met zetels in het parlement

Slide 116 - Slide

Slide 117 - Slide

negatieve punten coalitie
  1. ineffectief bestuur doordat partijen vaak overeenstemming moeten krijgen. Moeilijke beslissingen worden daarom uitgesteld. Daarbij moeten compromissen gesloten worden wat niet altijd mogelijk is. 
  2. meningsverschillen kunnen tot kabinetscrises leiden

Slide 118 - Slide

negatieve punten coalitie
3. onduidelijkheid op politiek gebied. Partijen kunnen elkaar de schuld geven van onwenselijke situaties, maar bij succes zijn alleen zij verantwoordelijk
4. irrealistische verkiezingsprogramma's waarin de partijen gouden bergen beloven. als dit niet uitkomt, dan is het de schuld van de coalitie partner. 
5. volk heeft geen invloed op de regering, want die wordt gekozen door politieke partijen

Slide 119 - Slide

voorwaarden kiesrecht
  1. verkiezingen zijn geheim. Je hoeft niemand te vertellen op welke partij je hebt gestemd. Niemand mag je dwingen op een bepaalde partij te stemmen.
  2. actief kiesrecht: inwoners boven de 18 jaar, met sedula en Nederlands paspoort mogen volksvertegenwoordigers kiezen
  3. passief kiesrecht: inwoners boven de 18 jaar, met sedula en Nederlands paspoort, mogen gekozen worden als volksvertegenwoordigers

Slide 120 - Slide

Rechterlijke Macht en Rechtspraak
weegschaal en blinddoek

Slide 121 - Slide

Rechterlijke Macht en Rechtspraak
  • Macht die verantwoordelijk is voor de rechtspraak
  • Systeem waarbij geschillen worden beslecht

Slide 122 - Slide

rechterlijke organisatie
  1. Gerecht van Eerste Aanleg (hier ga je als eerste naar toe)
  2. Gemeenschappelijk Hof van Justitie (hoger beroep)
  3. Hoge Raad  (in Nederland)

Slide 123 - Slide

Verschillende soorten rechtspraak
  1. Civiele Rechtspraak:  Rechtspraak over geschillen tussen burgers
  2. Strafrechtspraak: Rechtspraak wanneer iemand verdacht wordt van een strafbaar feit
  3. Administratieve Rechtspraak: Rechtspraak over geschillen tussen burgers en de overheid

Slide 124 - Slide

mensen bij rechtzaak
  • Advocaat: Bijstaan en adviseren van cliënten in juridische zaken
  • Officier van justitie: vertegenwoordigt het openbaar ministerie
  • griffier: zorgt voor ondersteuning van de rechter
  • rechters: spreken recht volgens de wetten

Slide 125 - Slide