Zó schrijf je een instructie
1 Vertel waarover je instructie gaat.
2 Leg alles stap voor stap uit in korte en eenvoudige zinnen.
3 Zet alles in de volgorde waarin de ander het moet uitvoeren.
4 Nummer de stappen of zet voor elke stap een opsommingsteken, zoals een streepje of een dot (= bolletje).
5 Begin elke instructiezin met een doe-woord: Pak … Doe … Knip …
6 Gebruik signaalwoorden die de volgorde aangeven: eerst … dan … daarna … vervolgens … ten slotte …
7 Gebruik afbeeldingen als die je instructie duidelijker maken.