les mavo 2 week 10

Welcome!
Ga op je vaste plek zitten.
- Pak je laptop
-Studieplanner
- Pen en schrift
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Welcome!
Ga op je vaste plek zitten.
- Pak je laptop
-Studieplanner
- Pen en schrift

Slide 1 - Slide

Programma
  • Lezen
  • Lesdoelen
  • Uitleg: vragend vnw en aanwijzend vnw
  • Zelfstandig werken: Maken opdracht 1  t/m 4
  • Pauze
  • Zelfstandig werken: Maken opdracht 1 t/m 4
  • Einde les


Slide 2 - Slide

Lezen
timer
15:00

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
Je weet wat een vragend voornaamwoord is. 
Je weet wat een aanwijzend voornaamwoord is.

Je kunt in een zin het vragend en aanwijzend voornaamwoord benoemen. 

Slide 4 - Slide

Woordsoorten
vragend voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord 

Slide 5 - Slide

Vragend voornaamwoord
Vragend voornaamwoord = vnw (afkorting)

Wie, wat, welke, wat voor (een)
(verwijzen ALTIJD naar mensen of dingen)

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video


Benoem het vragend voornaamwoord.

Wie is er in een schrikkeljaar geboren? 

Slide 8 - Open question


Benoem het vragend voornaamwoord.

Ik weet niet wat we vandaag gaan eten. 

Slide 9 - Open question


Benoem het vragend voornaamwoord.

Wanneer kun je het beste beginnen met leren? 

Slide 10 - Open question


Benoem het vragend voornaamwoord.

Wat voor een hond past bij jou? 

Slide 11 - Open question


Benoem het vragend voornaamwoord.

Weet je welke prijs we gewonnen hebben? 

Slide 12 - Open question

Aanwijzend voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord wijst altijd iets of iemand aan. De aanwijzende voornaamwoorden die het meest gebruikt worden : die, dit, dat, deze, zulke, dergelijke, zo'n.
  

ONTHOUD: het aanwijzend voornaamwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord

Slide 13 - Slide

Een aanwijzend voornaamwoord kan in plaats van een lidwoord voor een zelfstandig naamwoord (zn) staan. Het verwijst naar het zn en maakt het zn specifieker.

1) Mag ik een pen van jou? (een = lw)
2) Mag ik deze pen van jou? (deze = aanw. vnw)
In zin 1) wordt een willekeurige pen bedoeld en zin 2) een specifieke pen. 

Een aanwijzend voornaamwoord kan in plaats van een lidwoord voor een zelfstandig naamwoord (zn) staan.

Het verwijst naar het zn en maakt het zn specifieker.
1) Mag ik een pen van jou? (een = lw)
 2) Mag ik deze pen van jou? (deze = aanw. vnw)
 
In zin 1) wordt een willekeurige pen bedoeld en zin 2) een specifieke pen. 

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video


Benoem het aanwijzende voornaamwoord.

Deze vraag vind ik helemaal niet moeilijk. 

Slide 16 - Open question


Benoem het aanwijzende voornaamwoord.

Ik heb dit onderdeel altijd al makkelijk gevonden. 

Slide 17 - Open question


Benoem het aanwijzende voornaamwoord.

Dergelijke vragen mogen ze me gerust stellen.  

Slide 18 - Open question


Benoem het aanwijzende voornaamwoord.

Aanwijzend voornaamwoord vind ik zo'n gemakkelijke woordsoort.  

Slide 19 - Open question

Oefenen
  • Jufmelis.nl
  • cambiumned.nl
  • meesternickey

Slide 20 - Slide

Maken
§ 4.7 opdracht 1 t/m 4(Online)

Klaar? ga door met de opdrachten van Grammatica(online)

Slide 21 - Slide

Maken
§ 4.3 opdracht 1 t/m 8
§ 4.7 opdracht 1 t/m 4(Online)

Klaar? ga door met de opdrachten van Grammatica(online)

Slide 22 - Slide

Pauze
timer
5:00

Slide 23 - Slide

Welcome!
Ga op je vaste plek zitten.
- Pak je laptop
-Studieplanner
- Pen en schrift

Slide 24 - Slide

Programma
  • Lezen
  • Lesdoelen
  • Uitleg: vragend vnw en aanwijzend vnw
  • Zelfstandig werken: Maken opdracht 1  t/m 4
  • Pauze
  • Zelfstandig werken: Maken opdracht 1 t/m 4
  • Einde les


Slide 25 - Slide

Lezen
timer
15:00

Slide 26 - Slide

Lesdoelen
Je wat tekstsoorten zijn.
Je weet wat beeld en opmaak in een tekst is.
Je weet wat het leespubliek van een tekst is.

Je kunt tekstsoorten, beeld en opmaak in een tekst en het leespubliek van een tekst herkennen.

Slide 27 - Slide

Tekstsoorten
  • Informatieve teksten
  • Tekst met een mening
  • Activerende teksten
  • Amuserende teksten  

Slide 28 - Slide

Maken
§ 4.3 opdracht 1 t/m 8
§ 4.7 opdracht 1 t/m 4(Online)

Klaar? ga door met de opdrachten van Grammatica(online)

Slide 29 - Slide


Benoem het aanwijzende voornaamwoord.

Deze sommen vind ik heel moeilijk. 

Slide 30 - Open question


Benoem het aanwijzende voornaamwoord.

Ik heb dit raam wit geverfd voor mijn tante. 

Slide 31 - Open question


Benoem het vragend voornaamwoord.

Wat voor een schoen heb jij gekocht? 

Slide 32 - Open question


Benoem het vragend voornaamwoord.

Ik weet niet wat we vandaag gaan doen. 

Slide 33 - Open question

Vragend vnw en aanwijzend vnw
Noem ze op!

Slide 34 - Slide

Volgende les
  • Neem mee:
  • Boek B
  • Leesboek
  • Laptop

afmaken: § 4.3 opdracht 1 t/m 8
§ 4.7 opdracht 1 t/m 4(Online)

Slide 35 - Slide