De Grieken geloofden net als de Egyptenaren in meerdere goden. Ze hadden dus een polytheïstische godsdienst.
De Griekse goden leken op mensen. Er was één groot verschil; ze waren onsterfelijk.
Elke god had een eigen taak. Er was één oppergod (Zeus) en verder onder meer een god van de zee (Poseidon), een god van de onderwereld (Hades) en een godin van het huwelijk (Hera).
m de goden gunstig te stemmen brachten de Grieken allerlei offers.
De Grieken vertelden elkaar allerlei verhalen over goden, halfgoden en helden. Deze godenverhalen noemen we mythen.
Gezondheid was voor de Grieken heel belangrijk. Als ze van een ziekte waren genezen, brachten ze vaak een offer aan Asclepius, de god van de geneeskunst.
Slide 7 - Slide
h2 les 1
Tijd van Grieken en Romeinen 3000 v.C. - 500
Wetenschap
De Grieken waren nieuwsgierig en zochten voor alles een verklaring. In het begin vonden ze die verklaringen in hun mythen. Als het onweerde, dachten ze bijvoorbeeld dat dat kwam doordat Zeus boos was. Ook geloofden veel Grieken dat ziekte een straf van de goden was.
Later kwamen er geleerden die dat niet geloofden. Zij zochten een verklaring in de natuur zelf.
Deze manier van onderzoeken noemen we wetenschap. Door allerlei verschijnselen nauwkeurig te bestuderen en kennis te verzamelen proberen wetenschappers verklaringen te vinden voor hoe wij en de wereld om ons heen in elkaar zitten.
Een fragment uit een tekst van de Griekse wiskundige Euclides van Alexandrië (ca. 300 v.C.). Hij komt uit een boek dat ooit in Egypte is gebruikt en weggegooid.
Slide 8 - Slide
h2 les 1
Tijd van Grieken en Romeinen 3000 v.C. - 500
Wetenschap
Behalve de natuur onderzochten wetenschappers ook de geschiedenis. In mythen waren het de goden die bepaalden hoe de geschiedenis verliep. Maar sommige Grieken waren daar niet tevreden over en gingen op onderzoek (het Griekse woord historia betekent letterlijk ‘onderzoek’).
De beroemdste Griekse historicus, Herodotus (ca. 440 v.C.), onderzocht de oorlog die Grieken en Perzen met elkaar hadden gevoerd. Hij verzamelde verhalen van alle partijen en probeerde vast te stellen wat er nu echt was gebeurd. Zijn mening stond dus niet bij voorbaat vast. Historici van nu vinden dat uitgangspunt nog steeds heel belangrijk.
Slide 9 - Slide
h2 les 1
Tijd van Grieken en Romeinen 3000 v.C. - 500
Filosofie
Sommige Grieken wilden de wereld en de mens nog op een andere manier beter begrijpen, namelijk niet door waarnemingen te doen, maar door vooral goed na te denken.
Zij stelden belangrijke vragen als: wat is goed en wat is slecht? Wat is mooi en wat is lelijk? Hoe weten we of iets echt waar is? En ook: wat is de beste bestuursvorm?
Denkers die zulke grote, voor iedereen belangrijke vragen stellen en proberen te beantwoorden, noemen we filosofen; zij doen aan filosofie.
Slide 10 - Slide
h2 les 1
Tijd van Grieken en Romeinen 3000 v.C. - 500
Filosofie
Net als wetenschappers waren Griekse filosofen kritisch over bestaande mythen en religieuze opvattingen. Zij probeerden door logisch redeneren zelf tot wijsheid en kennis te komen.
De filosoof Socrates (ca. 425 v.C.) deed dat vooral door allerlei mensen lastige vragen te stellen. Hij wilde zo aantonen dat de meeste mensen niet goed nadenken, voordat ze een besluit nemen.
Socrates’ leerling Plato (ca. 375 v.C.) onderzocht hoe de ideale samenleving eruitzag. Net als Socrates vond hij dat de democratie niet goed werkte, omdat gewone mensen niet goed nadachten over hun beslissingen.
Socrates krijgt de gifbeker aangereikt.
Slide 11 - Slide
h2 les 1
Tijd van Grieken en Romeinen 3000 v.C. - 500
Filosofie
Ook Aristoteles was een belangrijke filosoof. Hij was een leerling van Plato en in bijna alles geïnteresseerd.
Hij schreef over politiek, psychologie en natuurkunde, maar bijvoorbeeld ook over toneel. Over al deze onderwerpen verzamelde hij heel veel informatie.
Tot ver na de middeleeuwen golden zijn boeken als de belangrijkste bron van kennis naast de Bijbel.
Aristoteles
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
2 Grieken en Romeinen - 2.2 Religie, wetenschap en filosofie