Herhaling verbuigingen en vervoegingen

• Latijn
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Geef van DUX
dat. enk.

1. ducum
2. ducem
3. duce
4. duci

Geef van ROSA
abl. enk

1. rosa
2. rosae
3. rosas
4. rosis

Geef van DIES
acc. enk

1. dies
2. diei
3. diem
4. die

Welke naamval(len) is
FRUCTUS

1. nom.
2. acc.
3. gen.
4. dat.

Welke naamval(len) is
FELICI

1. nom.
2. gen.
3. dat.
4. abl.

Welke vorm(en) is (zijn)
acc. enk?

1. felicium
2. matrum
3. fructum
4. corpus

Welke vorm(en) is (zijn)
gen. enk?

1. ducis
2. rosis
3. matri
4. avi

Welke vorm(en) is (zijn)
dat. enk?

1. boni
2. fructui
3. duce
4. rosae

Welke vorm(en) is (zijn)
abl. enk?

1. matri
2. felici
3. corpore
4. doni

Welke vorm(en) is (zijn)
nom. mv?

1. matres
2. avi
3. fructus
4. rosae

Welke vorm(en) is (zijn)
acc. mv?

1. fructus
2. rosa
3. bona
4. matres

Welke vorm(en) is (zijn)
gen. mv?

1. fructum
2. dierum
3. bonum
4. avum

Welke vorm(en) is (zijn)
dat./abl. mv?

1. felicis
2. donis
3. diei
4. rosas

Welke vorm(en) is (zijn)
praesens?

1. amatur
2. tegemus
3. monuit
4. capiunt

Welke vorm(en) is (zijn)
imperfectum?

1. amabitur
2. tegebantur
3. eratis
4. potuerat

Welke vorm(en) is (zijn)
futurum simplex?

1. capiam
2. tegebatis
3. monebo
4. poteras

Welke vorm(en) is (zijn)
perfectum?

1. texerit
2. cepimus
3. auditis
4. isti

Welke vorm(en) is (zijn)
plusquamperfectum?

1. poterant
2. monuerat
3. aderas
4. capiam

Welke vorm(en) is (zijn)
futurum exactum?

1. poterit
2. monitus sum
3. texerunt
4. auditi erunt

Welke vorm(en) is (zijn)
imperatief?

1. redii
2. capi
3. monete
4. hortare