Ne1 werkwoordspelling les 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Welkom...

Pak je leesboek. 

We beginnen met 

lezen in stilte.

Werkwoordspelling

Opdracht

Maak 2 groepjes van de volgende werkwoorden. 

Bedenk bij elk groepje een titel.

Welke regel kun je toepassen bij elk groepje?

Overleg is toegestaan, maar doe dat fluisterend!

ik speel

wij gaven

hij wist

wij lopen

zij houdt

jullie verhuisden

het regent

u werkt

ik zwem

wij droomden

zij vindt

jullie sliepen

hij knipte

het gebeurde

word jij 

jullie konden

wij schreeuwden

jij timmert

Voorbeelden van groepjes

Enkelvoud / meervoud

tegenwoordige tijd / verleden tijd

zwakke werkwoorden / sterke werkwoorden

werkwoordbrij

Donald Trump ____ (verbeelden) zich dat hij een ____ (schikken) president is _____ (zijn), maar in werkelijkheid _____ (blijken) hij een _____ (vluchten) gevangene te _____  (zijn).

Vervoeg de werkwoorden tot de zin klopt.

Hoeveel PV's heeft deze zin?

Welke werkwoorden zijn er nog meer?

Neem dit over in je schrift

Syllabus spelling

Maak A, B, C, D

Hoe schrijf je een werkwoord?

Check het en gebruik bijvoorbeeld:

'smurfen' / 'werken'

Voltooid deelwoord eindigt op:

Handelingen die zijn afgerond

1. verlengproef (wat hoor je als je het ww in de vt zet?)
   
2. 'T eXKoFSCHiP / KoFSCHiPTaXi / 'T SeXy FoKSCHaaP
   

Maken voor do 19 november

Syllabus werkwoordspelling

Lezen: uitleg (theorie) t/m blz. 4

Maken: opdracht 1, 2, 3 en 4