Werkwoordspelling theorie en toepassing les 19 april 2021

Werkwoordspelling regels en toepassen
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling regels en toepassen

Slide 1 - Slide

Hoe vervoeg je dan het werkwoord "beloven" in de zin (VT) "Hij _______ dat hij het zou doen".

Slide 2 - Open question

Mag je het kofschiptaxi in alle tijden gebruiken?
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quiz

Ezelsbruggetje zwakke ww


  • 't ex-kofschip
  • taxi-kofschip
  • 't sexy fokschaap


kies het woord dat je het makkelijkst kunt onthouden

Slide 4 - Slide

Wanneer mag je kofschiptaxi dan wel gebruiken?

Slide 5 - Open question

't ex-kofschip
't ex-kofschip
't ex-kofschip

Slide 6 - Slide

Hoe vervoeg je dan het werkwoord "beloven" in de zin (VT) "Hij _______ dat hij het zou doen".

Slide 7 - Open question

Hoe vervoeg je dan het werkwoord "beloven" in de zin (VT) "Hij _______ dat hij het zou doen".

Slide 8 - Open question

De verleden tijd van hij fietst is:
A
Hij fietste
B
Hij fietstte
C
Hij fietsde
D
Hij fietsdde

Slide 9 - Quiz

De verleden tijd van verhuizen is:
A
verhuisde
B
verhuisdde
C
verhuiste
D
verhuistte

Slide 10 - Quiz

Verleden tijd van 'Blazen' is...
A
Bloezen
B
Bliezen
C
Blaasden
D
Blasden

Slide 11 - Quiz

Hoe moet je dan het werkwoord OVERLADEN (VT) vervoegen in: Wij .......... hem met cadeaus.

Slide 12 - Open question

Waarom overlaadden?

Het hele werkwoord is 'OVERLADEN'. 
-en is OVERLAD
We = meervoud

overlaad + den =
overlaadden

Slide 13 - Slide

Geef het voltooid deelwoord van gebeuren

Slide 14 - Open question