Grammar refresher HV2/3 - Verbs: Talking about the Future

Praten over de toekomst
Present Simple Future, Present Continuous Future, To will, To be going to
1 / 13
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Praten over de toekomst
Present Simple Future, Present Continuous Future, To will, To be going to

Slide 1 - Slide

Wat is dit?
In deze LessonUp vind je een overzicht van alle grammatica binnen het onderwerp "Werkwoorden: Praten over de toekomst" waarvan wordt verwacht dat je die beheerst aan het einde van leerjaar 2 in HAVO/VWO. Elk onderdeel laat de constructie zien, wanneer je het gebruikt met de bijbehorende signaalwoorden als die er zijn, en geeft enkele voorbeelden.

Slide 2 - Slide

Present Simple Future
  • Je gebruikt de PSF wanneer je spreekt over dingen die een bepaald schema of rooster volgen; vertrektijden van openbaar vervoer, begintijden van een voorstelling, etc.
  • Signaalwoorden van deze vorm zijn tijdstippen in de toekomst of woorden van regelmaat

Our flight arrives at a quarter past seven.
Exam week starts next monday.
The bus home stops here every fifteen minutes.

  • Zinnen in de PSF hebben dus een persoonsvorm in de Present Simple en volgen alle regels voor constructie hiervan. Meer info kun je hierover vinden in de LessonUp over praten over het heden.

Slide 3 - Slide

Present Continuous Future
  • De Present Continuous Future (PCF) wordt gebruikt voor afspraken en toekomstplannen waarvoor een afspraak met een persoon of bedrijf staat, waar de spreker controle over had. 
  • Deze vorm heeft geen signaalwoorden. Je zult dus de context en betekenis van de zin moeten gebruiken om te bepalen of je de PCF moet gebruiken

We are leaving for France saturday morning
They are driving there tomorrow
I am taking a resit test next Thursday

  • Zinnen in de PCF staan dus in de Present Continuous en volgen alle regels voor constructie hiervan. Meer info kun je hierover vinden in de LessonUp over praten over het heden.

Slide 4 - Slide

To will
  • Zinnen waarin de vorm to will wordt gebruikt gaan over beloftes en voorspellingen over dingen die in de toekomst gaan gebeuren.
  • Deze vorm heeft geen signaalwoorden. Je zult dus de context en betekenis van de zin moeten gebruiken om te bepalen of je de PCF moet gebruiken

James said he will feed the dog when I'm on holiday
Laura has an amazing singing voice. She will be a famous singer one day.
We'll never give up on winning that trophy!

  • Zinnen waarin deze vorm wordt gebruikt hebben altijd will als persoonsvorm, gevolgd door het hoofdwerkwoord in infinitiveongeacht het onderwerp. Will vervoegt niet verder.

Slide 5 - Slide

To be going to
  • Zinnen waarin de vorm to be going to wordt gebruikt gaan over gemaakte plannen in de toekomst die de spreker heeft voorgenomen te doen.
  • Deze vorm heeft geen signaalwoorden. Je zult dus de context en betekenis van de zin moeten gebruiken om te bepalen of je de PCF moet gebruiken.
I am going to play videogames all day when I get home.
William said he is going to go to the cinema today.

  • Zinnen waarin deze vorm wordt gebruikt hebben altijd een vorm van to be als persoonsvorm, gevolgd door going to en het hoofdwerkwoord in infinitive. To be vervoegt als normaal. Going to wordt soms in spreektaal geschreven als gonna, maar dat wordt op toetsen gezien als een spelfout.


Slide 6 - Slide

Choose the correct Future Tense and finish the sentence:
Our train <to leave> at a 4:30 pm.

Slide 7 - Open question

Choose the correct Future Tense and finish the sentence:
Josh is <to go> to the cinema with his friends later.

Slide 8 - Open question

Choose the correct Future Tense and finish the sentence:
Aaron is carrying a bunch of tools. Looks like he <to repair> his bicycle.

Slide 9 - Open question

Choose the correct Future Tense and finish the sentence:
Rick promised that he <to feed> my cat while I'm away.

Slide 10 - Open question

Choose the correct Future Tense and finish the sentence:
I <to meet> my friend tomorrow at 8 o'clock

Slide 11 - Open question

Choose the correct Future Tense and finish the sentence:
Wait! I <to drive> you to the station.

Slide 12 - Open question

Choose the correct Future Tense and finish the sentence:
The car <to leave> in fifteen minutes.

Slide 13 - Open question