5.5 Hormonen

Thema 5 - Waarneming, gedrag en regeling
1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Thema 5 - Waarneming, gedrag en regeling

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Thema 5 - Waarneming, gedrag en regeling
5.1 - Je omgeving waarnemen
5.2 - Voelen, ruiken, proeven
5.3 - Horen en zien 
5.4 - Het zenuwstelsel
5.5 - Gedrag  
5.6 - Regeling
5.7 - Zintuigen en impulsen (VWO)

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

5.6 - Regeling

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat weet jij al over
hormonen?

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Doelen van de paragraaf
Je kunt benoemen wat terugkoppeling is en hiervan voorbeelden geven.
Je kunt de werking van adrenaline, glucagon en insuline benoemen.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

 Hormonen= regelen werking organen

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

De alvleesklier

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

De eilandjes van Langerhans
Maken de hormonen insuline en glucagon
-> bloedsuikerspiegel op 0,1% houden
     
      Stijgt de hoeveelheid glucose --> insuline het bloed in. 
Insuline zorgt dat glucose in de lever omgezet wordt in glycogeen (reservestof). De hoeveelheid glucose in het bloed daalt dan weer

      Daalt de hoeveelheid glucose dan wordt er glucagon gemaakt. Glycogeen wordt in de lever weer omgezet in glucose. De glucose stijgt dan



Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Insuline en glucagon
Gemaakt door: Eilandjes van Langerhans
Reguleren: Glucose gehalte in het bloed
Ook wel genoemd: De bloedsuikerspiegel

Insuline: Glucose --> Glycogeen
Glucagon: Glycogeen --> Glucose

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

regeling van het bloedsuikerspiegel
door terugkoppeling

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Bijnieren
  • Maken het hormoon adrenaline.
  • Adrenaline zet glycogeen om in glucose. 
  • Adrenaline is het enige hormoon met een snelle, kortdurende werking.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Video

This item has no instructions

Vragen

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Wat is de functie van hormonen?
A
Hormonen regelen de werking van organen.
B
Hormonen zorgen voor de voeding van veel hormoonklieren.
C
Hormonen zorgen voor snelle reacties op prikkels.

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Hormonen werken sneller dan impulsen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Adrenaline wordt gemaakt in
A
alvleesklier
B
schildklier
C
hypofyse
D
bijnieren

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Welke hormonen regelen de hoeveelheid glucose in je bloed?
A
Adrenaline
B
Glucagon
C
Insuline en glucagon
D
Insuline en adrenaline

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Regeling vind plaats door middel van...
A
Zenuwstelsel - impulsen, Hormoonstelsel - hormonen
B
Zenuwstelsel - hormonen, Hormoonstelsel - impulsen

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Begrippen
hormoonstelsel
hormonen
bloedsuikerspiegel
eilandjes van Langerhans
insuline
glycogeen
glucagon
terugkoppeling
adrenaline
Leerdoelen:
Je kunt benoemen wat terugkoppeling is en hiervan voorbeelden geven.
Je kunt de werking van adrenaline, glucagon en insuline benoemen.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Inprenten
  • In de eerste weken leren jonge dieren en baby's wie hun ouders zijn.
  • Baby's herkennen binnen 2 dagen de geur van hun moeder.

  • Een jonge eend dat uit zijn ei komt, leert direct zijn "moeder" herkennen.

=Leren in een korte periode na de geboorte

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Gewennen

  • Vogels leren bijvoorbeeld dat vogelverschrikkers geen gevaar vormen. Ze zullen er dan niet meer op reageren.

  • Je voelt je kleding niet meer op je huid
= Leren om niet meer te reageren op een bepaalde prikkels .

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Trial and error
  • Trial and error = proefondervindelijk leren.

  • Door uitproberen leren dieren bijvoorbeeld wat wel en niet eetbaar is.

  • Fietsen leer je door te doen
= Door handelingen te doen/ervaren en van fouten te leren

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Trial and Error / Proefondervindelijk leren

Leren door een toevallige ontdekking

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Imiteren

  • Hiernaast zie je dat welpen leren drinken door hun moeder na te doen.

  • Zo leren kinderen bijvoorbeeld met bestek eten. En leren vogels vliegen.
= Leren door nadoen.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Video

Vanaf 1:50
Inzichtelijk leren


  • Dieren en mensen bedenken in hun hoofd hoe ze een probleem moeten oplossen.

  • De kraai hiernaast vult de vaas met stenen, zodat het water omhoog komt. Als het water hoog genoeg komt kan hij drinken.
= Leren door nadenken.
(probleem oplossen)

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Video

This item has no instructions

Conditioneren
  • De hond hiernaast heeft geleerd dat hij een beloning krijgt wanneer hij een trucje laat zien (op zijn achterpoten zitten), wanneer de baas dit vraagt.

  • Een scholier weet dat hij een goed cijfer haalt na goed leren
= Leren door een verband te leggen tussen het gedrag en het gevolg daarvan.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Met voorbeelden uitleggen hoe het gedrag van mensen beïnvloed wordt door wat anderen doen of normaal vinden.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Slide 30 - Video

This item has no instructions

Groepsgedrag
  • Leider / volger
  • Rolverdeling / taakverdeling
  • Dominant / onderdanig
  • Rangorde (pikorde)
  • Kan wisselen

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

groepsdruk
Groepsdruk klinkt negatief, maar kan ook positief zijn. Groepsdruk zorgt er voor dat mensen dingen gaan doen zij misschien niet durven/willen.

Voorbeeld positieve groepsdruk?

Voorbeeld negatieve groepsdruk?

Slide 32 - Slide

Voorbeelden van positieve groepsdruk: 'sprong in het diepe', protest mars, vrienden/ klasgenoten die zeggen dat we allemaal gaan voetballen

Voorbeelden van negatieve groepsdruk: (jeugd)bendes, roken/ alcohol en drugs om erbij te horen, diefstal,